= afgeleid van Tetraodon.
Kogelvissen
Familie van beenvissen uit de orde van de kogelvisachtigen of ➛Tetraodontiformes. De meeste soorten komen voor in tropisch gebied en voornamelijk in zee, maar ook enkele leven in zoet of brak water. Daarbij geven ze de voorkeur aan ondiep water, zoals kustgebied en koraalriffen, riviermondingen en mangrovegebied.
Hoekig of opgeblazen gevormde dieren met een grote kop en ogen, welke laatste onafhankelijk van elkaar zijn te bewegen. De buikvinnen ontbreken of zijn vergroeid tot stekels. De bek is klein en zeer krachtig, met vier harde tandplaten. Op de flanken is een meer of minder duidelijke oogvlek te zien tussen rug- en aarsvin, die tot doel lijkt te hebben de staart voor een kop aan te laten zien en zo rovers te verrassen door plots 'achteruit' te zwemmen. Een vorm van gezichtsbedrog.
Kogelvissen hebben een star lichaam en voortbewegen gaat dan ook relatief langzaam met alleen hun vinnen. De snelheid die de meeste vissen kunnen bereiken met de daarvoor gebruikelijke slingerbeweging met hun achterlichaam is hen niet gegeven. Desondanks kunnen ze toch verrassend snel zijn.
Kenmerkend aan de merkwaardig gevormde vissen is hun vermogen zich bij gevaar tot een ballon op te blazen met water of, boven water, met lucht, waardoor ze twee tot drie maal groter worden. Behalve dit vermogen bevatten kogelvissen het zeer dodelijke zenuwgif tetrodotoxine. Dit kan voor verdediging worden afgescheiden. In de beperkte ruimte van een aquarium kunnen concentraties daarvan makkelijk tot dodelijke hoogte oplopen, ook voor de dieren zelf.
De merkwaardige vorm fungeert vaak ook als ➛camouflage. Wat daarbij helpt is het van kleur kunnen veranderen om zo hun omgeving na te bootsen. Kogelvissen zijn hinderlaagjagers die zich tussen de plantengroei, of deels of geheel ingegraven in de bodem, om hun prooi bij verrassing verschalken. Hun hoog geplaatste ogen en bek steken in het laatste geval net boven de grond uit. Ook helpt het hen om zelf uit het zicht te blijven als prooi. Deze soorten hebben fijn grind nodig om geen beschadigingen bij het ingraven op te lopen. Het ingraven gaat frontaal, waarbij met de flexibele maag krachtig water uit de bek wordt geblazen, zodat de bodem uiteen wijkt.
Kogelvissen leven hoofdzakelijk van het eten van vissen en kreeftachtigen en zijn met hun scherpe en harde vier tanden, waarnaar de naam verwijst, in staat hun schaal met enig gemak te kraken. Ook bodemdieren als mosselen, slakken en wormen staan op het menu. Het eten van schaaldieren is ook nodig, aangezien tanden van kogelvissen altijd doorgroeien en bij gebrek aan schelpmateriaal om op af te slijten problemen kunnen geven.
Kogelvissen hebben daarom slakken of andere schelpdieren als voedsel nodig, denk aan krabbenpoten of mosselen. Vis van de markt of winkel kan ook, maar mag geen zout bevatten. Ook het enzym thiaminase, dat vitamine B1 afbreekt, mag niet aanwezig zijn. Dit kan ook in kreeftachtigen voorkomen. Enkele spieringsoorten zijn erg geschikt en van een goed formaat. Grotere vis kan in een hapklaar formaat worden gesneden. Levende vis voeren brengt de kans op ➛ziekten mee en is over het algemeen minder voedzaam.
Gezien hun overwegend passieve gedrag is dagelijks voeren niet noodzakelijk, drie of vier keer in de week is voldoende.
Kogelvissen zijn geen geschikte gezelschapsdieren, gezien hun roofzuchtige gedrag. Ook soortgenoten kunnen onderling erg agressief zijn; de dieren vertonen sterk territoriumgedrag. Ook naar andere vissen wordt dit verdedigd. Hun gespierde kaken en scherpe gebit kunnen serieuze wonden veroorzaken. Houden als solitaire vis is daarom de enige optie. Sluit ook het aquarium goed af, want het zijn verrassend goede springers.
De meeste kogelvissen zijn in het aquarium nog niet nagekweekt. De soorten die wel zijn gekweekt zijn alle substraatleggers met enige broedzorg. In alle gevallen was brak water nodig.
Geslachten waarin voor het zoet- of brakwateraquarium goed houdbare soorten voorkomen zijn Auriglobus, Carinotetraodon, Colomesus, Dichotomyctere, Leiodon, ➛Pao en ➛Tetraodon.
= afgeleid van Tetraodon.
Kogelvisachtigen
Orde van vreemd gevormde vissen uit de infraklasse van de beenvissen of ➛Teleostei. De meeste soorten leven in zee, maar enkele komen ook voor in zoet en brak water.
De vissen kunnen een onbeschermde, leerachtige huid hebben, maar ook harde schubben of beenplaten. Op één familie na hebben alle soorten een stijf lichaam met een zeer beperkte flexibiliteit en zijn wat betreft voortbewegen volledig aangewezen op het gebruik van de vinnen. Hun skelet kent dan ook een groot aantal aanpassingen vergeleken met de gemiddelde vissoort. Zo zijn hun kaken vergroeid tot een snavel met daarin brede snijtanden. Ook zijn vaak keeltanden aanwezig om voedsel verder te vermalen.
Bekende vertegenwoordigers die in zee voorkomen zijn bijvoorbeeld koffervissen, trekkervissen, egelvissen, maanvissen en vijlvissen. In zoet water komen uitsluitend kogelvissen uit de familie van de ➛Tetraodontidae voor.