= met een kleine bek.
Geslacht van karpers met ten minste 10 soorten uit de familie van de ➛Cyprinidae.
Grotere barbelen uit snel stromend water, verspreid over tropisch Azië, die lang onder het geslacht ➛Barbus en ➛Puntius vielen.
Slanke, sterk gebouwde vissen met een wat hogere rug. Schubben groot. De buik is vlakker, wat wijst op een voorkeur voor de onderste waterlagen. Ook de onderstandige bek wijst hierop.
De zelden aangeboden soorten worden voor het gemiddelde huiskameraquarium al snel te groot, maar enkele zijn in aquaria vanaf 500 liter goed houdbaar. Houdt deze ➛scholenvissen bij voorkeur in een groep van minimaal zes dieren. Stevige ➛stroming is voor deze vissen aan te bevelen, gecombineerd met een grindbodem met rolstenen.
Sommige soorten zijn gekweekt, eiafzetting vindt in de regel 's ochtends plaats. De kweek is op gang te brengen met een ➛waterwissel van 30%. Zeer productieve, vrijleggende eierrovers, verwijder daarom de ouders na afzetten, of gebruik een kweekrooster. Na 2 à 3 dagen komen de eieren uit, waarna de jongen nog tot 4 dagen op hun dooierzak teren. Daarna kan met ➛Artemia naupliën worden gevoerd. Voor de kweek is een ruime kweekbak van meerdere honderden liters nodig. Dit maakt de kweek onaantrekkelijk: wat te doen met mogelijk honderden, moeilijk verkoopbare jongen?
Kottelat & Pethiyagoda 1989
Endemisch op Sri Lanka, in het stroomgebied van onder andere de Sitawaka rivier aan de westkant van het eiland in snel stromend, helder water in grote scholen.
Uiterlijk als vermeld bij het geslacht. De gemiddelde lengte bedraagt ongeveer 10 cm. Grondkleur goudgeel met een zwarte vlek aan de basis van elke schub, wat een regelmatig patroon geeft. Op de staartwortel een grote zwarte vlek. De buitenste staartvinstralen zijn helderrood.
Lengte tot 17 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als aangegeven bij het geslacht. Warmtebehoeftig.
Geschikt voor aquaria vanaf 800 liter.
Temperatuur: 25 tot 30° C
pH: 6-7 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
De soort is ernstig bedreigd.
Kopen: nee.
Valenciennes 1842
Wijd verspreid over noordelijk India en Zuidoost-Azië tot en met de Java, Sumatra en Borneo, in brede rivieren met sterke stroming.
Groenig zilvergrijs lichaam, met een kleine zwarte dwarsstreep op de basis van elke schub. roodoranje vlekken op de lippen, ogen en kieuwdeksels. De vinnen hebben eveneens roodoranje randen. Mannen intenser gekleurd en tijdens de balts zichtbare knobbeltjes op de kop.
Lengte tot 25 cm.
Verzorging en gedrag als vermeld bij het geslacht.
De kweek heeft in aquaria nog niet plaats gevonden, maar verloopt vermoedelijk als bij de geslachtsbeschrijving.
Geschikt voor aquaria vanaf 800 liter.
Temperatuur: 18 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Van deze zelden aangeboden vissen zijn nog geen IUCN gegevens.