SteatocranusSteatocranus casuarius

Steatócranus

= vetkop.

Klein geslacht van cichliden met 9 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.

Uiterlijk sterk gelijkende West-Afrikaanse, ➛rheofiele cichliden uit snel stromende delen van de Congo rivier, vaak in de luwe gedeelten. Plomp gebouwde, robuuste vissen met een relatief slank, soms wat hoger lichaam, maar een massieve, onbeschubde kop met vierkante kaken en vlezige lippen. Hun gereduceerde ➛zwemblaas biedt voordelen in een snelstromend milieu, zoals dat ook bij veel grondels het geval is. Mannelijke dieren van sommige soorten ontwikkelen bij het ouder worden een forse bult op hun kop, bij vrouwen blijft deze een stuk kleiner. Deze bult kan vrij snel in grootte wijzigen. De bruinig grijs gekleurde vissen hebben een lange rugvin, waarvan de punt bij mannen ver is uitgerekt. De aarsvin is een stuk korter en bij vrouwen afgerond. De staart is afgerond waaiervormig. Doordat de vissen er geregeld op steunen zijn de buikvinnen stevig.

Sterk territoriale en daarom onderling, maar ook naar andere soorten nogal agressieve dieren, die vooral voor een ➛speciaalaquarium van voldoende grootte geschikt zijn. Voeg echter wel wat andere vissen toe, om te voorkomen dat ze schrikachtig worden. Het beste als paar te houden, meerdere dieren vragen veel ruimte. Weinig eisend wat betreft de watersamenstelling, maar wel wat de inrichting aangaat. Zorg voor voldoende schuilplaatsen met één ingang, wat met stenen, hout en beplanting kan worden geregeld. Zorg dat bouwsels stevig staan, enige graaflust is de dieren niet vreemd. Neem ook liefst een bodem van fijn, afgerond grind. Planten kunnen door de werkzaamheden losraken, neem stevig wortelende of als ➛Anubias groeiende soorten. Zorg verder voor helder, zuurstofrijk water, wat met - eveneens aan te bevelen - goede ➛filtering en stevige ➛stroming grotendeels vanzelf gaat. Alleen in snel stromend water is hun handigheid daarmee te zien, in stilstaand water komen de dieren plomp en wat klunzig over.

Niet moeilijk met voer, bij voorkeur levend, maar ook diepvries- en droogvoer wordt gegeten, meerdere soorten eten vooral ➛algen, een flink aandeel ➛plantaardig is dan ook van belang. Vermijd al te vet ➛dierlijk voer, dit kan darmproblemen geven.

De kweek van deze holenbroeders is met een goed kweekkoppel vrij eenvoudig. Zonder meer een vrouw en man bijeen zetten leidt niet automatisch tot succes, laat deze uit een groep van zes of meer dieren ontstaan. Zet deze vervolgens apart om bloedvergieten te voorkomen. Een hol wordt op maat gegraven indien te klein. Eieren worden tegen de wand of het plafond afgezet en komen in een kleine week uit en zwemmen nog eens een kleine twee weken later vrij en trekken dan rond, begeleid door de ouders. De jongen zijn dan al een kleine centimeter groot. Voeren kan dan ook met ➛jongbroedvoer ter grootte van Artemia. ➛Synodontis soorten worden niet bijzonder goed geweerd en kunnen een hoop jongen kosten.

casuárius

Poll 1939

Bultkopcichlide

Afkomstig uit de benedenloop van het Congo stroomgebied.

Steatocranus casuarius
Een jong bultkop paar. © ➛K. Maguire

Hoger gebouwde soort. Bruin- of groenachtig grijs, waarbij de schubben van een lichte rand zijn voorzien, resulterend in een lichte nettekening. Daarin onderscheid de soort zich van S. gibbiceps. Daaronder zijn vijf à zes brede dwarsbanden met enige moeite zichtbaar, die ook in de rugvin zichtbaar zijn. De dwarsstreep in de staart zou als een zevende kunnen worden opgevat.

Lengte ♀ tot 8 cm, ♂ tot 12 cm.

De bultkop is een oudgediende in de aquariumwereld. Bij stress neigen de dieren naar het schijnt uit het aquarium te willen springen.

De kweek verloopt als vermeld bij het geslacht. Sterk monogame dieren: sterft één van beide, dan kan de ander weigeren een nieuwe band met een andere partner te vormen.

Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.

Temperatuur: 23 tot 28° C

pH: 6-8   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200

Kopen: ok.