= naar een onbekende vis uit de Nijl.
Groot geslacht van meervallen met ten minste 120 soorten uit de familie van de ➛Mochokidae.
Afrikaanse meervallen met een min of meer gedrongen lichaam en vaak een opvallende tekening. De huid is ruw en slijmerig. De rugvin staat vrij ver naar voren, de vetvin is lang. Rug- en borstvinnen hebben ter verdediging een scharnierende stekel als voorste vinstraal en kan worden gefixeerd. Wonden die hierdoor worden veroorzaakt genezen moeilijk, iets om op te letten bij het uitvangen. Drie paar ➛baarddraden, een lange aan de bovenlip en twee korte aan de onderlip. Alle baarddraden kunnen meervoudig zijn vertakt.
Voor het merendeel vreedzame dieren, al zijn er soorten die kleine medebewoners en garnalen voor voedsel kunnen aanzien. Enkele soorten zijn zelfs voor een zorgvuldig samengesteld gezelschapsaquarium geschikt, zoals S. nigriventris. Vermijd daarbij al te drukke of agressieve medebewoners Ook komt territoriumgedrag voor, wat bij sommige soorten tot onderlinge agressie leidt. Deze soorten zijn beter af in een speciaalaquarium. Typerend aan deze vissen is de gewoonte om in de nabijheid van wortels en stenen op de rug te gaan zwemmen. Eén soort doet dat permanent, de rugzwemmer, S. nigriventris. Meerdere soorten vragen de nodige stroming en zuurstofrijk water. Gedempt licht is aan te raden, evenals een donkere bodem.
Kweken gaat veelal moeilijk en vele soorten zijn dan ook nog nooit nagekweekt in het aquarium. Kweekbare soorten vallen in de categorie vrijleggers of holenbroeders, bij sommige soorten komt beide voor. Zorg voor voldoende schuilplaatsen. Vaak is een waterverversing met koeler water nodig om de kweek op gang te brengen. Eieren komen in de regel na ongeveer een dag uit, jongen zwemmen na twee tot vier dagen vrij en kunnen direkt met Artemia naupliën worden gevoerd. Jongen groeien langzaam. Eierroven is een gebruikelijk verschijnsel binnen het geslacht.
David 1936
Afrikaanse rugzwemmer
De rugzwemmer leeft bij dicht begroeide oevers in het stroomgebied van de Kongorivier.
Lichaam als vermeld bij het geslacht. Zoals de soortnaam al zegt is de buik van de rugzwemmer donker, als gevolg van de omgedraaide levenswijze. De rug heeft een marmerpatroon op een grijs-bruine grondkleur. Deze tekening is bij de mannen rond gevlekt en donkerder, bij de vrouwen met vlekkerige banden. Mannen zijn slanker.
Lengte tot 9,5 cm.
De bekendste en meest aangeboden Synodontis soort. Volwassen dieren zwemmen permanent op de rug. Vreedzame vissen, die graag in gezelschap van soortgenoten vertoeven, zorg daarom altijd voor minimaal 3 exemplaren. Grote eters, die niet te klein voedsel verlangen, vooral zwarte muggenlarven en op het water gelande insecten worden graag gegeten, ongebruikelijk voor andere soorten. Ook groenvoer als gepelde erwten en komkommer worden gewaardeerd. Geschikt voor rustig gezelschap.
De kweek is moeilijk, maar al wel gelukt. In de natuur planten de dieren zich voort tijdens het regenseizoen, mogelijk dat een flinke waterverversing met kouder water de dieren stimuleert. Afzetten in een kuil op de grond zowel als in een holte zijn waargenomen. Tot 450 eieren worden afgezet. De jongen teren na uitkomen tot 4 dagen op de ➛dooierzak. Na ongeveer 7 weken begint het rugzwemmen, de jongen zijn dan ongeveer 20 mm lang.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 24 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
Kopen: ok.
Matthes 1959
De soort komt ➛endemisch voor in het noorden van het ➛Tanganyikameer in Afrika, levend langs de stenige kust.
Lichaam als beschreven bij het geslacht. De rozig bruine grondkleur is met donkere stippen bezaaid, van de kop naar de staart groter wordend. Drie paar witte baarddraden, waarvan vier geveerd. Alle vinnen zijn donker gekleurd met een witte buitenste vinstraal. Vrouwen hebben een vollere buik; het onderscheid is moeilijk te zien. Er is een dwergvariant van deze vis die enkele centimeters kleiner blijft.
Lengte tot 13 cm.
Eén van de vreedzaamste soorten, bij voorkeur in een kleine groep van 4 of meer exemplaren te houden. Niet combineren met al te kleine (prooi)vis. Makkelijk met voedsel, de dieren eten alle soorten voer van geschikt formaat.
Eén van de weinige gekweekte soorten. Behalve vrijleggen komt ook koekoeksgedrag voor: de soort parasiteert daarbij op cichliden zowel als andere Synodontis-soorten. Daarbij plannen de ouderdieren hun leg ten aanzien van de gastheer en brengen hun eieren bij hen onder. De sneller uitgekomen petricola-jongen eten de overgebleven eieren op, waarna de cichlidenouders de jongen grootbrengen als waren het hun eigen.
In aquaria kweken gaat het best in een aparte kweekbak met genoeg schuilplaatsen. Het water zoveel mogelijk nitraatarm houden. Houd één of meer paren op conditie met levend of diepvriesvoer. Verwijder de ouderdieren na de leg; het zijn eierrovers.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 24 tot 28° C
pH: 7-9 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
Kopen: ok.