= naar een eigennaam.
Klein geslacht van tandkarpers met 9 soorten uit de familie van de ➛Rivulidae.
Eierleggende tandkarpers uit Zuid-Amerika. De vissen doen denken aan ➛Cynolebias, maar zijn wat slanker. Het lichaam is langwerpig lepelvormig, met een ver naar achteren geplaatste spitse rug- en aarsvin. De overige vinnen zijn afgerond. Buikvinnen ontbreken of zijn zeer klein en staan kort voor de aarsvin. De kop is stomp met een krachtige bek.
De soorten vertonen een vrij tot zeer sterke gelijkenis met elkaar. Op de beigebruine tot groengele grondkleur zijn de flanken rood met iriserend lichtblauw dwarsgestreept, die soms naar achteren en op de vinnen in een patroon van lichtblauwe stippen overgaan (S. boitonei, espinhacensis, punctulatus, santanae en zonatus). Is dat laatste niet het geval, dan zijn de randen van de ongepaarde vinnen zwart gezoomd (S. cholopteryx, nigrolineatus, parallelus). S. margaritatus lijkt een combinatie van beide. In de rugvin zijn vaak zwarte vlekken te zien. Vrouwen missen het rood en blauw, maar hebben één of twee zwarte oogvlekken midden op de flank.
➛Seizoensvissen die zich doorgaans eenvoudig laten kweken. Dit verloopt zoals beschreven bij de familie.
Dit geslacht is recent herzien en de bestaande ondergeslachten ➛Hypsolebias, Ophthalmolebias, ➛Spectrolebias, Stenolebias en ➛Xenurolebias zijn opgewaardeerd naar geslacht.
Carvalho 1959
Endemisch in Brazilië in de omgeving van de hoofdstad Brasilia.
Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. De verticale strepen gaan over in stippen waar rug- en aarsvin beginnen. De staartvin heeft aan de rand een dunne lichtblauwe zoom.
Lengte tot 40 mm.
Een relatief vreedzame soort.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 6-7 dH: 4-12 fH: 7-21 ppm: 70-200
Een kwetsbare soort die zich echter gemakkelijk laat kweken.
Kopen: ok.
Costa, Moreira & Lima 2003
Endemisch in centraal Brazilië in de staat Mato Grosso, waar de dieren voorkomen in de Araguaia rivier.
Uiterlijk als aangegeven bij het geslacht. Te onderscheiden van S. parallelus door het (vrijwel) ontbreken van blauw in de staart; het verschil met S. nigrolineatus is dat de laatste ook blauw mist in de aarsvin.
Lengte tot 30 mm.
Een eenvoudig te kweken soort.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 6-7 dH: 4-12 fH: 7-21 ppm: 70-200
Kopen: ok.