ScaphocerietScatophagus argus

Scaphoceriet

= bootvormige schaal.

Plat uitsteeksel bedoeld voor stabilisatie bij ➛kreeftachtigen, bevestigd aan de tweede antennen.

Scaphoceriet
Scaphocerieten, hier geaccentueerd.

Deze zijn voor bijvoorbeeld een garnaal van nut als deze wegschiet bij gevaar, door het ➛abdomen onder de ➛carapax te slaan, maar daarbij niet een salto maakt. Vermoed wordt dat scaphocerieten tevens als hoogteroer bij het zwemmen dienen.

Scatophágidae

= afgeleid van Scatophagus.

Argusvissen

Familie van hoog gebouwde vissen met een vier- tot zeshoekig lichaam uit de orde van de ➛Acanthuriformes.

De relatief kleine kop is toegespitst, met een kleine eindstandige bek. Dit wordt nadrukkelijker als de dieren ouder worden; de kop krijgt bij voorhoofd en keel een inwaartse knik, waardoor deze steeds meer een uitsteeksel uit het daardoor steeds vierkantere lichaam wordt. Ook rug en buik doorlopen dit proces en krijgen een steeds scherpere knik naar de staartwortel toe. Jonge dieren meer zeshoekig. Rug- en aarsvin bestaan uit twee bijna gescheiden delen, het voorste deel scherp gestekeld, het achterste weekstralig en afgerond. Bij volwassen dieren staat het weekstralig deel bijna verticaal en vormt vrijwel één geheel met de driehoekige staart. De buikvinnen staan recht onder de borstvinnen.

De verspreiding loopt van Oost-Afrika, van Zuidoost-Azië tot en met China en Australië, in zowel zee- als ➛brak water, en soms in zuiver zoet water.

Het larvale stadium duurt lang. Jongen komen vrij groot ter wereld, minimaal ongeveer 6 mm lang, en doorlopen het zogeheten tholichthys stadium, waarbij de kop een benen helm met diverse uitsteeksels draagt.

Familie met twee geslachten, die beide ook voor het aquarium geschikte soorten bevatten: ➛Scatophagus en ➛Selenotoca.

Scatóphagus

= mesteter.

Klein geslacht van argusvissen met 2 soorten uit de familie van de ➛Scatophagidae.

Grote vissen die in het wild voornamelijk in zee-, maar als jong dier ook in ➛brak en zoet water voorkomen. Ze leven rond koraalriffen, al betreft het geen typische koraalvissen, in riviermondingen en ➛mangrove.

Lichaamsbouw als beschreven bij de familie. Gifklieren aan de basis van de stevige rugvinstekels. De naam wijst op het eten van uitwerpselen, maar bewijs daarvoor is er niet, en ook darmonderzoek kan dit niet bevestigen. Het zijn gulzige alleseters die onder meer ➛detritus uitfilteren op eetbare onderdelen, algen en hogere planten, maar ook het gebruikelijke levend voer, zoals muggenlarven en kleine kreeftachtigen. Biedt daarom mix van ➛dierlijk en ➛plantaardig voer aan. Dieren die lang worden verzorgd kunnen uit de hand worden gevoerd. Enige voorzichtigheid is daarbij wel aan te raden: de rugstekels kunnen gifklieren bevatten.

Over de voortplanting van deze vissen is nog steeds weinig bekend. Vermoed wordt dat in zee eieren worden gelegd, waarna de jongen tijdens de lange periode als larve naar brak of zoet water trekken, om als volwassen dier weer naar zee terug te keren.

Jonge dieren kunnen goed in zoet en brak water worden gehouden, volwassen dieren verdragen dit op de lange duur echter niet goed en kunnen het beste als zeevissen worden beschouwd. Voer daarom tijdens het opgroeien het ➛zoutgehalte op. Ook worden de dieren groot en leven lang, 20 jaar oude dieren zijn niet uitzonderlijk bij de juiste verzorging. Houdt deze levendige dieren in een groep van minimaal 5 exemplaren. In de regel vreedzame vissen, al kan onderling serieuze agressie optreden. Zolang er voldoende ruimte en schuilgelegenheid is blijft het bij schermutselingen. Het aquarium kan daartoe met hout en stenen worden ingericht, planten worden meestal opgegeten, al zijn er uitzonderingen. Zorg ook voor voldoende zwemruimte.

Zelden in de handel aangeboden dieren.

árgus

Linnaeus 1766

Argusvis

Groot verspreidingsgebied van zuidelijk India en Sri Lanka oostwaarts tot Tahiti, en van zuidelijk Japan tot de kust van de noordelijke helft van Australië. Te vinden in lagunes, mangrove, havens en de benedenloop van kustrivieren, doorgaans in scholen. Jonge vissen meer solitair, zeer jong als plankton nabij het zeeoppervlak.

Scatophagus argus
De argusvis. © M.E. Bloch

Groen- tot bruinachtig zilver, met regelmatig verspreide ronde rood- tot zwartbruine vlekken, waarvan de grootte variabel kan zijn, bij jonge dieren meestal even groter dan het oog: ziedaar de naam van de vis. Naar de buik witter, vlekken op de bovenste lichaamshelft vervagen bij oudere dieren. Ongepaarde, weekstralige vinnen met kleinere vlekken. Geslachtsonderscheid onbekend. De lengte blijft in de regel halverwege het maximum steken.

Lengte tot 40 cm.

De kweek is in het aquarium nog niet gelukt.

Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.

Temperatuur: 20 tot 28° C

pH: 7-9   dH: 8-18   fH: 14-32   ppm: 130-300

Kopen: ok.