= afgeleid van Acanthurus.
Doktersvisachtigen
Orde uit de infraklasse van de beenvissen of ➛Teleostei. met een wereldwijde verspreiding. Vertegenwoordigers leven voornamelijk in zee nabij koraalriffen, een paar soorten komen in ook in brak en soms zoet water voor. Deze zijn te vinden in de familie van de argusvissen of ➛Scatophagidae, en daarom ook voor het zoetwateraquarium van enig belang.
= lijkt op Acantophthalmus.
Klein geslacht van karpers met 8 soorten uit de familie van de ➛Cobitidae.
Deze sterk op elkaar lijkende, zeer langwerpige modderkruipers uit tropisch Azië hebben een merkwaardig lange kop, vaak met een opwaarts knikje ter hoogte van de buisvormig verlengde neusgaten. Het lichaam is wat doorzichtig, zodat ook de benige structuur ervan goed is te zien. De koplijn loopt naar het hoogste lichaamspunt waar de wat uitpuilende, door een dunne huid beschermde ogen even bovenuit steken. In plaats van onder, zoals bij ➛Pangio, ligt vóór ieder oog een tweepuntige, oprichtbare stekel. De wat onderstandige bek is vrij klein, voorzien van franje en 3 paar korte baarddraden en houdt het midden tussen een gebruikelijke en een zuigmond. Het lichaam is niet zo nadrukkelijk wormachtig als bij Pangio, maar loopt nog taps toe naar de staart en is zijdelings afgeplat, bij vrouwen wat ronder rond de buikpartij. Vinnen zijn transparant en afgerond, bij mannen zijn de voorste vinstralen van de borstvinnen verlengd. Staart vrij diep gevorkt. Vrouwen worden tevens flink groter dan mannen.
In de natuur leven de dieren groepsgewijs in heldere bergbeken met grindbodems en snel stromend water, maar komen tijdens zware regenval ook voor in overstroomd gebied. Het zijn in de regel vreedzame vissen die het ook goed doen in een ➛gezelschapsaquarium. Enkele voorzorgen zijn wel van belang. Let op met de keuze van andere bodemvissen en combineer niet met agressieve soorten. Schermutselingen onderling komen voor, maar zijn zelden reden tot zorg. De aangegeven aquariumgrootte is bedoeld voor ongeveer zes exemplaren.
De vissen zeven de bodem uit voor voedsel, rond grind is daarom van belang. Neem dit bovendien niet te grof, aangezien ze er bij gevaar graag in verdwijnen, op de kop of soms zelfs een enkel oog na. Het doorploegen van de bodem is een veel gepleegde gewoonte. Zorg daarbij voor helder, zuurstofrijk water, liefst met flinke ➛stroming.
Als voedsel zijn tubifex en ➛rode muggenlarven geschikt, evenals kleine kreeftachtigen, reden om ze niet met garnalen te combineren. Een belangrijk deel ➛plantaardig voedsel is eveneens van belang. Beide kunnen ook als ➛droogvoer.
De kweek is nog bij geen van de soorten gelukt.
Van Hasselt 1823
Paardenkopzandhapper
Groot en nog onzeker verspreidingsgebied dat in ieder geval Maleisië en de Indonesische eilanden Java, Sumatra en Borneo beslaat, mogelijk in zuidelijk Thailand.
Kleur lichtbruin tot beigewit, met rond de 12 smalle bruine zadelvlekken op de rug, en meestal een zijlijn van ongeveer 10 regelmatige ronde tot vierkante bruine vlekken tussen kieuwen en staart. Daartussen onregelmatig kleine bruine vlekjes en lijntjes.
Lengte ♀ tot 20 cm, ♂ tot 16 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 15 tot 24° C
pH: 6-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Deze weinig aangeboden vis is lang bekend geweest onder de naam A. choirorhynchus.
Kopen: ok.