= tijger Puntius.
Klein geslacht van karpers met 5 soorten uit de familie van de ➛Cyprinidae.
Aziatische barbelen, voorheen ondergebracht in het geslacht ➛Puntius. Bewoners van bosbeken met enige stroming, zacht, zuur en helder, ➛zwart water met een zanderige of stenige bodem. Sterk gelijkende dieren met een hoge spoelvorm, zijdelings sterk samengedrukt. Kop matig spits, met een eindstandige, kleine bek, voorzien van een korte baarddraad op beide hoeken. De rugvin staat net na de buikvinnen en net voor de anaalvin. Hoge, gevorkte en afgeronde staartvin. Alle soorten zijn getekend met vier of meer, meestal zwarte, dwarsbanden. Mannen intenser van kleur, vrouwen steviger van bouw.
Levendige en voor het merendeel vreedzame scholenvissen die voor het gezelschapsaquarium zeer geschikt zijn. Houdt ze met minimaal acht dieren bij elkaar, zodat de onderlinge verhoudingen tot interessant gedrag leidt. Beter niet combineren met rustige of al te schuwe soorten, voor welke het aanwezige gedrag al te intimiderend kan zijn.
Geef voor het merendeel ➛dierlijk voedsel, maar ook een aandeel ➛plantaardig. Zowel levend, diepvries- als droogvoer worden gegeten. Voor de kweek kan droogvoer beter worden vermeden.
Kweken kan, maar is niet altijd eenvoudig. Het betreft vrijleggers zonder enige vorm van broedzorg, gangbaar binnen de familie. Kies uit een groep een kweekrijp koppel om in een kweekbak over te zetten. Afzetten vind in de regel in de ochtend plaats. Om eierroof te voorkomen kunnen de ouders nadien beter worden teruggezet. ➛infusoriën vormen een geschikt eerste ➛jongbroedvoer.
Vaillant 1902
Endemisch op Borneo, In West- Midden- en Oost-Kalimantan; ook in het Maleisisch deel.
Vorm typerend voor het geslacht. Gelijkenis met P. tetrazona is groot en wordt ook vaak als zodanig verkocht. Verschillen vormen de meer goudgele kleur, de rode zoom in de rugvin en de helderrode buikvinnen. Bij wildvang is de staartvin geel, niet rood.
Lengte tot 6 cm.
Verzorging en gedrag volgens de geslachtsbeschrijving. Minder bijterig dan P. tetrazona.
Nog niet nagekweekt.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.
Rendahl 1922
Endemisch in Noord- en Oost-Kalimantan, Borneo, Indonesië.
Vorm als bij het geslacht vermeld. Grondkleur groenig of bruinpaarsig zilverwit, naar de rug donkerder. Snuit donker koperkleurig. Vier zwarte banden als bij P. tetrazona, maar de tweede band komt voor tweederde tot de buik. Rug- en buikvinnen geheel zwart, aarsvin met een transparante zoom. Bovenin de staart, aan de wortel een rode vlek.
Lengte tot 6 cm.
Verzorging en gedrag als bij het geslacht vermeld.
Kweek is mogelijk, gegevens ontbreken echter.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 5-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.