= verwant aan Eutropius.
Klein geslacht van meervallen met 4 soorten uit de familie van de ➛Schilbeidae.
Sierlijke meervallen uit Afrika. Slanke ➛scholenvissen met een langgerekt achterlichaam als alle leden uit de familie, waarin niet direkt een meerval is te herkennen. De duidelijkste aanwijzing daartoe vormen de ➛baarddraden. Ook de ➛vetvin ontbreekt niet.
De kop is wat breder en van boven enigszins afgeplat, waar het lange achterlichaam nadrukkelijk hoog is en van opzij samengedrukt. Ondanks de daardoor spitse kop is de snuit betrekkelijk stomp, met een kleine, eindstandige bek. De zeer korte rugvin met stevige voorste vinstraal staat ver vooraan, de aarsvin beslaat de achterste helft van het lichaam. De staartvin is vrij klein, gevorkt en hangt wat neerwaarts. Alle vinnen zijn kleurloos. Drie donkere lengtestrepen zijn zichtbaar op het voor de rest licht blauwwit of beigewit transparante lichaam. Eén streep loopt over het midden, de andere langs rug- en aarsvin. Het geslachtsonderscheid is moeilijk te zien totdat vrouwen eieren dragen, dan zijn deze flink dikker dan mannen en van een ➛genitaalpapil voorzien. Ook het onderscheid tussen de verschillende soorten is moeilijk te zien, zeker bij jonge dieren.
Verzorging en gedrag als beschreven bij de familie. Kweken kan, maar is niet altijd gemakkelijk. Een ➛kweekrooster of knikkerlaag is nodig, de vrij leggende dieren zijn eierrovers en vertonen geen broedzorg. Eieren worden tussen fijnbladige planten afgezet, waarna de ouders beter verwijderd kunnen worden. De zeer kleine jongen kunnen met fijn ➛jongbroedvoer als ➛Paramecium of fijngewreven eigeel worden gevoerd, later met ➛Artemia.
Gras 1961
Te vinden in Guinee, Mali, Benin, Niger en Nigeria in West-Afrika.
Uiterlijk als bij het geslacht beschreven. Drie lengtestrepen, in tegenstelling tot de P. debauwi, onder welke naam deze soort geregeld wordt verhandeld. In de staartvin een streep of stip in elke lob. Deze kenmerken zijn echter pas duidelijk bij dieren vanaf drie cm.
Lengte tot 8 cm.
Verzorging en gedrag als bij geslacht en familie vermeld.
De kweek is niet bijzonder moeilijk en verloopt als beschreven bij het geslacht. Plaats bij voorkeur twee vrouwen bij één man.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Kopen: ok.
Boulenger 1900
Afkomstig uit Gabon, Congo en Angola. Riviervissen die zich ook begeven op ondergelopen vlak terrein.
Lichaam als vermeld bij het geslacht. Eén lengtestreep en verder heldere vinnen zonder tekening.
Lengte tot 8 cm.
Verzorging en gedrag als beschreven bij geslacht en familie.
Moeilijk te kweken vissen, zie de beschrijving bij geslacht en familie.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 24 tot 27° C
pH: 6-7 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Weinig in de handel, andere dieren, met name P. buffei, worden geregeld onder deze naam aangeboden.
Kopen: ok.