= Steenachtig.
Monotypisch geslacht van meervallen uit de familie van de ➛Loricariidae.
Extreem in de hoogte afgeplatte vissen uit stroomversnellingen in Zuid-Amerika. De vooralsnog enige erkende soort is L. lithoides.
Eigenmann 1912
Herkomst Guyana en Suriname, in de stroomgebieden van de rivieren Essequibo en Corantijn, in snel bergbeken met een steenbodem en snel stromend, zuurstofrijk en betrekkelijk koel water.
Lichaam breed en extreem plat, met een onderstandige zuigmond. De buikzijde is vrij van beenplaten. Het hele lichaam is met odontoden afgezet, mannen hebben aan weerszijden van de van korte franje voorziene zuigmond een pluk langere, evenals de voorste, verdikte borstvinstralen. Ogen groot, bovenop de kop, borst- en buikvinnen staan als vleugels op buikhoogte. Kleur bruin met onduidelijke licht bruingele vlekken. Deze tekening loopt op de grote vinnen door. Vetvin niet bijzonder groot, breed driehoekig.
Lengte tot 8,6 cm.
Een moeilijk te houden soort, die snel stromend, zeer zuurstofrijk en schoon water verlangt. Een krachtig filter is daarom van belang. Veel schuilplaatsen zijn nodig, wat met gebruik van rolkeien goed is te regelen. De dieren leven vermoedelijk hoofdzakelijk van insecten en hun larven, gezien de korte darm en , voedertabletten worden echter ook gegeten. Verder vooral levend en diepvriesvoedsel aanbieden.
De kweek is nog niet gelukt.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 18 tot 27° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Geen IUCN status.
= strandje.
Klein geslacht van moerasplanten met 3 soorten uit de familie van de ➛Plantaginaceae.
Grasachtige, in rozetten groeiende planten met spitse, vlezige groene bladeren, die voornamelijk langs oevers van voedselarme beken en vennen voorkomen. Deze staan gedurende perioden onder water, soms permanent. Bloei vindt alleen boven water plaats, onder water vermeerderen de planten zich door ➛uitlopers, en vormen daarmee een veldje. De vanuit een kort rizoom groeiende, priemvormige bladeren lopen naar de voet toe in een schachtvorm.
De bloei is bijzonder: de bruinig witte bloemen zijn ➛eenhuizig, tot vier mannelijke bloemen staan elk op een lange, dunne steel, de vrouwelijke zitten aan de voet daarvan, net boven de op een dikke steel staande schutbladeren.
Eén soort heeft zich sinds kort met enige moeite als aquariumplant bewezen:
Ascherson 1864
Oeverkruid
Afkomstig uit Europa, in Nederland en België een zeldzaamheid.
Stevige, rechtopstaande, ronde groene sprieten. Onder water korter en dikker dan er boven.
Hoogte tot 7 cm, breedte tot 3 mm.
Een moeilijke, erg traag groeiende plant. Kan met vrij weinig ➛licht en voeding toe, ➛CO₂-bemesting is wel aan te raden. Gevoelig voor hoge temperaturen. Voor het onverwarmd aquarium meer geschikt.
Eenvoudig te vermeerderen door het afnemen van gewortelde uitlopers.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 10 tot 26° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Tot dusver in aquaria nog een zeldzaamheid.