= aardeter.
Geslacht van cichliden met ruim 30 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Middelgrote vissen uit Midden- en Zuid-Amerika, van Panama tot Argentinië, met een karakteristieke en hoge lichaamsvorm. De grote spitse kop is voorzien van een laag staande, eind- tot wat onderstandige bek. De ruglijn is mede door het lange en steil oplopende voorhoofd veel sterker gewelfd dan de buiklijn, ook doordat deze meer dan bij andere cichliden achterwaarts afloopt. De kop van deze vissen lijkt daardoor extra groot.
Tamelijk grote cichliden met een soms roofzuchtige aard en derhalve beter niet al te kleine soorten tot gezelschap hebben. Vele leven als ➛detrivoor van het uitfilteren van alle eetbaars uit een hap zand, waarna de rest via de kieuwen of de bek de bekholte verlaat. Hun geslachtsnaam verwijst daarnaar. Voer deze soorten met fijn voedsel: grof voedsel wordt minder gemakkelijk verwerkt. Deze vrij grote dieren vragen op termijn veel ruimte. Vanwege hun bodemgedrag is de keuze in planten beperkt en kan het aquarium het beste met hout en stenen worden ingericht, waarop dan ➛Anubias of ➛javavaren kan groeien. Voor biotoop-correcte planten zijn ➛Aquarius soorten geschikt, plaats deze in een pot. Neem bij voorkeur ook fijn grind.
Kweken is bij meerdere soorten niet moeilijk met een goed kweekkoppel. Zowel muil- als ➛substraatbroeders komen voor. De ➛broedzorg is intensief, waaraan beide ouders of, bij ➛muilbroeders, soms alleen de vrouw deel nemen. Jongen kunnen met ➛Artemia formaat ➛jongbroedvoer worden gevoerd.
Delen van dit geslacht staan onder druk voor nader onderzoek. Dit heeft in het verleden al geleid tot afsplitsing van een deel naar het daarvoor in leven geroepen geslacht ➛Satanoperca.
Quoy & Gaimard 1824
Verspreid langs de Zuid-Amerikaanse oostkust vanaf de staat Minas Gerais in Brazilië tot in Uruguay, in benedenlopen van rivieren tot in hun monding, en daarmee ook brak water. In zowel stilstaand als snel stromend water te vinden, troebel dan wel helder, met een voorkeur voor een stenige bodem.
Dominante mannen ontwikkelen bij het ouder worden een bult op het voorhoofd, vlak voor de rugvin. Gelig lichtbruin gekleurd met een donkere rand aan elke schub met een nettekening tot gevolg. Achter de kieuwdeksel meerdere schubben met een lichtblauw metaalglanzende vlek. Lokale variaties soms met een groter deel of de hele flank met deze vlekjes. Tot zes brede, onduidelijke dwarsbanden, met hoog op de tweede een diepzwarte vlek. Oog oranjegeel, met daarover een smalle donkere band vanaf het voorhoofd tot op de keel. Ongepaarde vinnen roodachtig met straalsgewijze korte lichtblauwe streepjes
Lengte ♀ tot 15 cm, ♂ tot 25 cm.
Vrij agressieve dieren, die kleinere vissen tot prooi rekent. Geen typische 'aardeter', maar vooral muggenlarven, kleine kreeftachtigen, kleine vissen en jongbroed zijn gangbaar voedsel. In het aquarium te voeren met zowel levend, diepvries- als droogvoer van ➛dierlijke aard. Kan bij kamertemperatuur worden gehouden, voor de kweek is 23-25° aanbevolen.
Deze is niet erg gemakkelijk en vraagt een goed passend kweekkoppel. Laat deze uit een kleine groep van van bijvoorbeeld drie paar ontstaan. Substraatbroeders die vele honderden eieren leggen en deze fel verdedigen.
Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.
Temperatuur: 18 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Geen IUCN status.
Steindachner 1876
Inheems in centraal en oostelijk Panama, in helder water met een zand- of grindbodem en veel boomwortels langs de oever.
Kop zeer spits, voorhoofd - zeker met bult - bijna recht, lippen gezwollener dan bij andere soorten. Kleur oranjegeel lichtbruin, met op iedere schub een lichtblauwe tot zwartbruine, hoge vlek. Tot zeven onduidelijke dwarsbanden, de eerste en vierde met hoog daarop een vrijwel permanente zwarte vlek. Ongepaarde vinnen bij mannen roodachtig. Vrouwen blijven kleiner, missen de eerder genoemde bult en hebben meer afgeronde vinnen.
Lengte ♀ tot 12 cm, ♂ tot 15 cm.
Typische detrivoren, voeren an met allerlei fijn voedsel als kleine kreeftachtigen en muggenlarven, bij voorkeur rode. Zorg ook voor een aandeel plantaardig voedsel, bijvoorbeeld met diepvries- of droogvoer. Voer dagelijks meerdere keren kleine hoeveelheden. Onderling agressief, in kleine aquaria uitsluitend als solitair te houden. Bij voldoende ruimte als harem houden. Alhoewel geen rover is bekend dat kleine vissen worden gegeten.
Muilbroeders, waarbij de taak van de man stopt na het bevruchten van de eieren. Verwijder andere dieren om agressie naar de moeder te voorkomen.
Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.
Temperatuur: 22 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.