= met een bultige kop.
Klein geslacht van meervallen met 10 soorten uit de familie van de ➛Aspredinidae.
Zuid-Amerikaanse braadpan- of banjomeervallen met een breed en plat lichaam voorzien van een vrij lange, dunne staart. Het brede lichaam wordt nog eens benadrukt door de grote horizontale buikvinnen in de lichaamskleur. Die is zodanig dat de dieren eerder aan een stuk hout doen denken, een typisch geval van ➛mimese. Het brede deel van het lichaam is wrattig en heeft aan de randen franje die de vorm hoekig maakt. De huid is geheel naakt, zonder pantser, maar bevat keratine en voelt leerachtig aan. Op de kop staan twee grote, zijwaarts gerichte baarddraden. Aan de kin nog een viertal kleinere. Vlak achter de grote baarddraden zijn de zeer kleine ogen te zien op kleine verhogingen. De soorten zijn vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Overdag gedragen ze zich passief: het grootste deel ervan liggen ze stil op de bodem. Tijdens werkzaamheden in het aquarium kunnen de dieren met de hand voorzichtig worden verplaatst, zonder dat ze daarbij hun houding veranderen. Dat is als ze óp de bodem liggen. In zand of fijn grind graven ze zich ook graag in. Activiteit is er pas tegen de avond en in de nachtelijke uren, echte nachtdieren dus. Hun voortbeweging is apart te noemen, alhoewel niet uniek: de vinnen dienen slechts als vleugels, terwijl de bek en kieuwen pulserend voor voortstuwing zorgen. Ook bij het Aziatische geslacht ➛Chaca komt dit voor.
Aquaria kunnen voor de grootte van de vissen relatief klein zijn vanwege hun activiteit. Niet te dicht beplanten, maar wel voor genoeg schuilgelegenheid zorgen met stenen of hout. Niet de scherp bodemmateriaal gebruiken, eventueel wat ➛herfstbladeren toevoegen. Enigszins gedempt licht of beschaduwde plaatsen hebben de voorkeur. Er wordt wel gewaarschuwd de vissen niet met klein gezelschap te houden, maar het eten daarvan is nooit waargenomen. De dieren zijn uitstekend geschikt voor het gezelschapsaquarium. Eten allerlei voer dat de bodem bereikt, zoals ➛tubifex, ➛rode muggenlarven, diepvriesvoer en voedertabletten. Het beste kan laat worden gevoerd.
Kweken is gelukt, maar niet eenvoudig. Vrouwen zijn een stuk voller van bouw dan mannen. Na een maand uitsluitend levend voer kan het gebeuren dat ze na een waterwissel spontaan tot paren overgaan. Dit gebeurt altijd 's nachts. Daarbij worden de eieren soms onder een blad of op een steen gelegd, maar ook vrijleggen is waargenomen. De eieren komen na drie dagen uit. De jongen kunnen direkt ➛Artemia naupliën of ➛azijnaaltjes worden gevoerd zodra de ➛dooierzak is opgebruikt.
Cope 1874
Inheems in de bovenloop van het Amazonegebied, in Brazilië, Peru en Bolivia.
Uiterlijk, verzorging en kweek als vermeld bij het geslacht.
Lengte tot 13 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 20 tot 25° C
pH: 6-7 dH: 0-30 fH: 0-53 ppm: 0-500
De lokale naam is Guitarrita, wat 'kleine gitaar' betekent.
Kopen: ok.