= naar de voormalige Romeinse provincie.
Uitgebreid geslacht van slakken met meer dan 70 soorten uit de familie van de ➛Bithyniidae.
Hiervan komen twee soorten in Nederland en België voor, overwegend in allerlei rustig, schoon, kalkrijk en dichtbegroeid water. De slakken kenmerken zich door het conische, spiraalvormige huis, meestal glanzend vaal bruin, met regelmatige, bolronde windingen en de twee lange, dunne voelsprieten. Beide soorten lijken erg op elkaar, maar verschillen duidelijk in grootte. Daarbij zijn bij B. tentaculata de windingen minder bol. Ook is is de schelpopening druppelvormig in plaats van rond. Bij alle soorten is een verkalkt operculum aanwezig. De geslachten zijn gescheiden, maar lastig uit elkaar te houden. Eieren worden afgezet in geleiachtige plakken met 2 tot 3 in een rij.
Sheppard 1823
Kleine diepslak
Deze slak komt voor In Europa, Azië en Noord-Afrika.
Het lichaam is licht grijs-bruin, de snuit is vaak donkergrijs.
Lengte tot 8 mm.
Linneaus 1758
Grote diepslak
Inheems in Noord-Europa en West-Azië.
Bruin-grijs tot zwartbruin lichaam, meestal bezaaid met vuilwitte vlekjes.
Lengte tot 15 mm.
= afgeleid van Bithynia.
Diepslakken
Familie van kieuwslakken uit de klasse van de ➛Gastropoda die wereldwijd voorkomen met uitzondering van het Amerikaanse continent.
Kleine slakken met een hoog conische schelp met bolle tot zeer bolle windingen. Deze zijn meestal glad, maar soms met een kiel, ribbels of ruwe structuur. De kleur varieert van donker grijsbruin tot lichtbruin, meestal met luchtbelachtige vlekken. Alle soorten dragen een verkalkt operculum.
Bewoners van helder en zuurstofrijk water met weinig of geen stroming, die leven van ➛detritus en ➛biofilm.
In aquaria zijn alleen soorten uit het geslacht ➛Bithynia beperkt geschikt, waarvan er twee in België en Nederland voorkomen.
➛Rhodeus amarus