Proces van samensmelten van een vrouwelijke en een mannelijke ➛gameet, in de regel het resultaat van een ➛paring, waarbij de ➛eieren na afzetten vrijwel gelijk door de man uitwendig met een wolk ➛sperma worden bedekt en aldus bevrucht, althans bij de meeste vissen. De versmelting van beide leidt tot een ➛zygote.
Een dergelijke bevruchting heet uitwendig. Onder vissen komt veel minder vaak inwendige bevruchting voor, waarbij vrouwen door mannen met behulp van een tot ➛gonopodium vergroeide aarsvin worden bevrucht. Daarbij wordt dit gonopodium opzij gedraaid, in de vrouwelijke geslachtsopening ingebracht, samen met de ➛zaadcellen. Vooral de levendbarenden uit de familie van de ➛Poeciliidae staan daarom bekend.
Het maximum aantal dieren voor een aquarium is een lastig vast te stellen grootheid. Een harde grens is onmogelijk te stellen, daarom rest slechts nattevingerwerk. Daarbij is het ook zo dat per viscategorie met meer of minder ruimte rekening moet worden gehouden; sommige vissen dulden maar weinig in hun omgeving, andere bijvoorbeeld vooral na de ➛paarvorming. Grotere vissen met een inactieve leefstijl, zoals sommige meervallen, kunnen met verrassend weinig water toe. Andere, zoals de tot 10 cm lange ➛Bedotia madagascarensis, hebben echt meer dan een meter nodig.
De verschillende in omloop zijnde normen gelden over het algemeen voor vissen tot zo'n 8 cm en een rechthoekig, regelmatig aquarium. Ter illustratie: een bekende norm is 2 liter water op 1 cm vis. Dat houdt, als voorbeeld, in: 6 vissen van 8 cm op 100 liter aquarium. Volgens deze regel is het ook prima om twee vissen van 25 cm op diezelfde 100 liter water te houden. Voor de duidelijkheid: dat is zelden een goed idee.
De enige manier om tot een goede norm te komen is wat onderzoek te doen over de vissoorten die gehouden gaan worden.
Let vooral op de lengte die vissen kunnen bereiken: in de winkel worden vrijwel uitsluitend jonge dieren te koop aangeboden. Af en toe is zo'n pechvogel met 25 cm in een showaquarium, nog steeds veel te groot, te zien.
Onderzoek is ook belangrijk om te weten te komen waar vissen zich het liefst begeven: denk aan oppervlaktevissen en bodemvissen. Bodemvissen zullen van oppervlaktevissen weinig hinder ondervinden, maar de vraag is hoe ze zich verhouden tot andere bodemdieren, zoals garnalen.
Onder vissoorten bestaan ➛solitair levende vissen, ➛scholenvissen en vissen die als paar of klein groepje zich het best voelen. Het is belangrijk voor het welzijn van de vis hierin te voorzien.
Enige kennis van wat een vis van nature doet en nodig heeft is van belang. Ten slotte is een aquarium meestal een poging een stukje natuur na te bootsen. Hoeveel vis in een aquarium past kan na het opdoen van enige ervaring worden aangegeven.
Een dicht bezet aquarium verbruikt veel zuurstof. Stroming kan daarin meestal voorzien, anders is het toevoegen van ➛beluchting van belang.