Klein geslacht van slakken met 9 soorten uit de familie van de ➛Planorbidae.
Kleine longslakken met een in het platte vlak gewonden huis, zeer plat. Hierdoor, en door het grote aantal windingen lijkt het daardoor nogal overmaats in vergelijking met het lichaam. Het huis wordt liggend gedragen. Een ➛operculum ontbreekt. Het lichaam is enigszins doorschijnend bruin, kort, met een aan de achterzijde in een punt uitlopende voet. De kop is kort en hoog, met twee vrij lange en dunne tasters.
Alle inheems in noordelijk Europa.
Geronde schijfhoorn
Algemeen in Nederland en België, in kustgebied, langs rivieren en andere gebieden die geregeld droogvallen.
Geelbruin huis, tot 6 windingen, met aan de onderkant plattere windingen en een onduidelijke kiel.
Lengte tot 9 mm.
Draaikolkschijfhoorn
Verspreid over de noordelijke helft van Europa, met Slowakije als zuidelijke grens. In Nederland zeer algemeen.
Huis geel- tot oranjebruin transparant, glad, tot 7 windingen en een brede, afgeronde kiel aan de onderkant.
Lengte tot 9 mm.
Platte schijfhoorn
Inheems in Europa, in helder, voedselarm en vrij hard water. In Nederland zeldzaam, maar plaatselijk algemeen.
Helderbruin transparant huis, glad, zonder kiel, met 5 windingen. Lichaam bruin.
Lengte tot 5 mm.
De slak wordt in Nederland als kwetsbaar beschouwd.