Klein geslacht van tandkarpers met 3 soorten uit de familie van de ➛Anablepidae.
Langwerpige oppervlaktevissen uit de kust van zuidelijk Mexico tot en met de noordoostkust van Zuid-Amerika. Hier leven deze dieren in het getijdengebied van ➛mangroven, waar de dieren het op de stroming meegevoerde voedsel volgen. Als de zandige oever droogvalt, wachten de achtergebleven dieren op de bodem liggend tot de vloed weer opkomt.
Lichaam in doorsnee rond met een wat merkwaardige, van boven afgeplatte kop met een brede, eindstandige bek met wrattige lippen en twee grote, hooggeplaatste ronde ogen. Dit geeft ze enige gelijkenis met ➛slijkspringers, terwijl de kop aan die van een kikker doet denken. De vinnen zijn alle afgerond, met een stel forse borstvinnen. Bij mannen is het ➛gonopodium lang, spits en aanzienlijk forser dan bij andere levendbarenden, met een geschubde, brede basis. De geslachtsopening bij vrouwen is afgeschermd met een scharnierend deksel, de foricula.
De bijzonder gevormde ogen zijn ingesnoerd door een band van opperhuid, waardoor het eivormige oog zowel voor een deel boven als onder water kan zien. Het onderste deel toont gelijkenis met een gebruikelijk vissenoog, het bovenste komt meer met een menselijk oog overeen, en is steviger en verdraagt droogte. Twee horizontale huidflappen beschermen het oog tegen direct invallend licht. De vissen zwemmen vrijwel permanent aan het oppervlak met het bovenste deel boven water, en stelt hen in staat gericht op overvliegende insecten te jagen, waaruit hun voedsel voornamelijk bestaat. Een klein deel insectenlarven en kleine vissen worden ook gegeten.
Voor het huiskameraquarium zijn deze vrij grote dieren meestal ongeschikt, of het moet al om een zeer ruime bak gaan: Deze vissen leven in grote groepen, reden om ze met minimaal 8 dieren samen te houden. Dek, in verband met hun springlustig gedrag, het aquarium goed af. Houdt ze bij voorkeur in een speciaalaquarium. Eventuele medebewoners niet te klein nemen: deze staan op het menu. Gezien hun leven langs de kust is een kleine zouttoevoeging van 7 tot 20 g/l (m‰) aan te bevelen. De aangegeven aquariumgrootte heeft niet hoog te zijn, maar met liefst zoveel mogelijk oppervlak. Een diepte van 15 cm volstaat, al zullen dergelijke aquaria vrijwel niet te vinden zijn. Eventueel het aquarium niet geheel vullen.
Deze insecteneters gedijen goed op een dieet van ➛muggenlarven, insecten als (fruit)vliegen (➛Drosophila) en wormen, maar ook een deel plantaardig voer als ➛algen en ➛Spirulina wordt gegeten.
Kweken is niet bijzonder moeilijk. Na een succesvolle ➛bevruchting ontwikkelen de jongen zich binnen 12 weken in het moederlichaam, in welke periode de eetlust van de moeder sterk toeneemt. Kort voor het werpen wordt ze agressiever naar medebewoners en zoekt een rustige plek op. Jongen zijn bij geboorte al 40 tot 50 mm in lengte. Het komt voor dat jongen voortijdig worden geboren, waarbij soms darmen door een opening in de buikwand steken. Dit maakt de jongen vatbaar voor ➛infecties. Overzetten in ➛steriel water (zie ➛desinfecteren) kan dit voorkomen. Eventueel een drachtige moeder vooraf in steriel water plaatsen. Jongen eten al direct met de ouders mee.
Vieroogvis
Inheems langs de noordoostkust van Zuid-Amerika, van de Golf van Paria, noordelijk Venezuela tot aan de kust van de Braziliaanse staat Piaui, zo'n 800 km ten zuidoosten van de monding van de Amazonerivier.
Lichaam als beschreven bij geslacht en familie. Kleur zilvergrijs, naar de rug bruinig, met een lichte rugstreep. Over het midden drie smalle donkerblauwe lengtestrepen tussen staart- en borstvinnen, soms is een kortere vierde aanwezig, evenals een gedeeltelijke minder donkere lijn erboven. Soms vormen deze lijnen ook vertakkingen naar elkaar. Vinnen melkwit, soms met donkerder borstvinnen.
Lengte ♀ tot 26 cm, ♂ tot 20 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als bij het geslacht vermeld. Een worp levert in het gunstigste geval 6 jongen op.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 25 tot 32° C
pH: 8-9 dH: 12-30 fH: 21-53 ppm: 200-500
Kopen: ok.