AglaonemaAkysidae

Aglaonema

= prachtige (meel)draden.

Geslacht van aronskelken uit de familie van de ➛Araceae.

Alhoewel in het verleden is geëxperimenteerd met enkele vochtminnende soorten van dit geslacht in het aquarium, zijn de planten, ondanks dat deze in de natuur submers groeien, voor de langere termijn toch ➛ongeschikt gebleken. Als kamerplant of in ➛terrarium of ➛paludarium komen deze beter tot hun recht.

Agnatha

= zonder kaken.

Kaaklozen

Superklasse van ➛primitieve, aalvormige dieren uit de onderstam van de ➛Vertebrata of gewervelden, ook wel rondbekken genoemd. Ondanks de aanwezigheid van een wervelkolom worden ze toch niet tot de echte vissen gerekend. Kaken ontbreken bij deze dieren, in plaats daarvan is een zuigmond met in ringen staande tanden aanwezig, evenals een getande tong.

Het betreft een kleine groep dieren, maar in de prehistorie is dit een zeer soortenrijke groep geweest. Vele fossiele, uitgestorven soorten stammen uit de geologische perioden Ordovicium en Siluur, de groep wordt als de voorloper van de hedendaagse kraakbeenvissen, zoals haaien en roggen, beschouwd.

De orde van de ➛Petromyzontiformes of prikachtigen kent enkele vertegenwoordigers in België en Nederland.

agnésae

= naar een eigennaam.

Moenkháusia

agúlha

= naar een lokale naam.

Hyphessóbrycon

áhli

= naar de Duitse ichyoloog Ahl.

Aphyosémion

ajamaruénsis

= uit de Ajamaru meren op West-Papoea.

Melanotáenia

akarénsis

= uit de Akar (rivier).

Bétta

aky

= lokaal voor groen.

Hisonótus

Akýsidae

= afgeleid van Akysis.

Familie van meervallen uit de orde van de ➛Siluriformes, afkomstig uit zuidelijk Azië. Te vinden in snelstromende beken met een bodembedekking van meestal fijn zand of grind en helder en zuurstofrijk water.

De meervallen zijn langwerpig en slank van vorm, al zijn ze van boven aan de kop enigszins tot sterk afgeplat. De rugvin staat vrij ver naar voren, waardoor de rug evenredig wordt gedeeld met de lange vetvin, die van een stekel is voorzien. De kop is breed en plat, de eindstandige bek is van vier paar baarddraden voorzien; één bij de neusgaten, één op de bovenlip en twee op de onderlip. De buikvinnen staan net voorbij de rugvin, de aarsvin recht onder de vetvin. De huid is rimpelig en met rijen knobbeltjes bezet. De vissen zijn getekend met een grove marmertekening van donkerbruine vlekken op een licht geelbruine, wat doorschijnende grondkleur, hoewel bij enkele soorten meer van het omgekeerde sprake is. De tekening loopt over de verder transparante vinnen door.

Vreedzame dieren die het prima doen in andersoortig gezelschap, mits niet te druk of te groot. Ook medebodembewoners en garnalen worden met rust gelaten. De dieren kunnen zowel solitair als in een groep worden gehouden. Hun voedsel kan bestaan uit allerlei klein levend en diepvriesvoer. Droogvoer kan een probleem zijn en vraagt eventueel een gewenningsperiode.

Van de geslachten Acrochordonichthys, ➛Akysis, ➛Parakysis en Pseudobagarius worden af en toe dieren verhandeld.