= afgeleid van Achirus.
Amerikaanse tongen
Familie van platvissen uit de orde van de platvissen of ➛Pleuronectiformes. Moeilijk te kweken dieren, afkomstig uit Noord- en Zuid- Amerika. De moeilijkheid wordt vooral bepaald door de ➛amfidrome levenscyclus. Als jong dier migreren ze naar zoet water, landinwaarts, om als volwassen dier naar brak of zout water terug te keren. In het aquarium is dat lastig na te bootsen. Het zou betekenen dat een volwassen dier met een zeezouttoevoeging tot 1 gram per liter beter zou gedijen. In de regel blijkt dat ook het geval: in puur zoet water blijven de dieren doorgaans slechts enkele maanden in leven.
Slechts enkele soorten worden zeer zelden in de handel aangeboden en vallen doorgaans in de geslachten ➛Achirus en ➛Trinectes, welke moeilijk zijn te onderscheiden, uitsluitend aan vinstraal- en schubaantallen. Belangrijk is vooral dat de soorten uit het geslacht Achirus doorgaans uit tropisch gebied komen en de Trinectes uit Noord-Amerika, wat betekent dat die het best bij kamertemperatuur kunnen worden gehouden.
Ovaal ronde platte vissen met een lange rug- en aarsvin. De eerste loopt van staart tot aan de dwars staande bek, de andere tot aan de buikvinnen, die zich achter de kieuwdeksel bevinden. De staartvin is rond en waaiervormig. De ogen staan als ronde knoppen naast elkaar. Over de rug lopen regelmatige lijnen van stekelachtige haren, welke ook aan de onderrand van de kop aanwezig zijn. De sterk wisselende grondkleur varieert van grijs- tot zeer donkerbruin. Daarover liggen donkere vlekken die van vorm kunnen veranderen of verdwijnen, naar gelang de ondergrond. De onderkant is wit of gelig.
Het zijn vreedzame vissen die in eerste instantie een nachtelijk leven leiden, maar al snel hun activiteit verleggen naar de voermomenten. De dieren liggen voor het grootste deel van de dag in het zand ingegraven. Hun zeer variabele kleur biedt een perfecte camouflage, waardoor ze moeilijk zijn te ontdekken. Het is verbazingwekkend hoe deze dieren in staat zijn de bodemstructuur na te bootsen in hun tekening. Alleen hun kraalogen en kieuwbewegingen verraden hun aanwezigheid. Ook kunnen ze op stenen liggen of geplakt aan een ruit hangen, waarbij hun lichaam als zuignap dient.
De vissen zijn goed te combineren met andere grote vissen, al te kleine soorten worden als prooi gezien. Zorg voor een bodem van niet te scherp zand, neem het echter ook niet te fijn vanwege het risico op ➛bodemrot.
De dieren eten het liefst van de bodem, daarom valt wormachtig voer vooral in de smaak. In de natuur leven de dieren in zoet water vooral van muggenlarven. Andere voersoorten worden echter ook geaccepteerd. Het zijn flinke eters, die met het eten mee opgezogen grind en zand via de bovenste kieuw wegwerken. Geen van de soorten is tot op heden in gevangenschap nagekweekt.
= zonder handen (borstvinnen).
Klein geslacht van platvissen met 9 soorten uit de familie van de ➛Achiridae.
Afkomstig uit tropische en subtropische delen van beide Amerika's. De meeste soorten leven in kustgebied in zee- en brak water, enkele tijdelijk in zoet. De laatste leiden een amfidroom bestaan en keren als volwassen dier terug naar zee.
Zie de beschrijving bij de familie.
Linneaus 1758
Dwergzoetwaterschol
Zuid-Amerikaanse vissen, inheems in Suriname, Peru, Brazilië en Uruguay.
Uiterlijk en verzorging als vermeld bij de familie.
Lengte tot 10 cm.
Deze soort is nog niet in het aquarium nagekweekt.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 22 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.