= naar de berg Dayaoshan.
Monotypisch geslacht van karpers uit de familie van de ➛Balitoridae.
Steenkruipers met als enige soort Y. pachychilus. Deze vielen voorheen onder het geslacht Protomyzon.
Chen 1980
Leeft in Zuid-China rond het Dayaoshan-gebergte in kleine, rotsige bergbeken met helder, zuurstofrijk water.
Lichaam zeer langwerpig, slank, rond in doorsnede. rug- en buiklijn parallel. Ogen hoog geplaatst. Voor steenkruipers typische schraapmond met drie paar korte baarddraden. Als jong dier intens zwart en wit gestreept, kleuren die helaas verbleken bij het ouder worden. Een variabele zwartbruine net- of marmertekening op een vuilwitte ondergrond blijft over.
Lengte ♀ tot 6 cm, ♂ tot 5 cm.
Vreedzame dieren, die echter beter niet met andere modderkruipers worden gecombineerd om agressief gedrag te vermijden. Houdt deze vissen in een groepje van zeker vijf exemplaren, dan vertonen ze hun interessante groepsgedrag. Enige territoriumdrang komt voor.
Leeft in de natuur voornamelijk van ➛algen, maar eet ook kleine kreeftachtigen en ➛muggenlarven. Oppassen hier te veel van te geven in verband met darmproblemen. Eventueel plantaardig voedsel geven indien algen ontbreken.
Over de kweek is niets bekend.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 20 tot 24° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Er bestaan tot dusver drie kleine vanglocaties, alle bedreigd in hun voortbestaan. Vermoed wordt dat er meer vindgebieden bestaan.
Kopen: nee.
= naar Japans onderzoeker Taki.
Klein geslacht van karpers met 7 soorten uit de familie van de ➛Botiidae.
Modderkruipers uit Indochina. In de rivieren Mekong, Chao Phraya en Mae Klong komen de meeste soorten voor. Altijd in de luwte van binnenbochten en tussen de stenen waarmee de bodem is bezaaid.
Veel soorten werden voorheen onder het geslacht ➛Botia geschaard. Reden voor de wijziging zijn gebaseerd op verschillen in de bouw van kop en zwemblaas. Een minder officieel kenmerk is het verbleken van kleuren bij ondergeschikte, bijvoorbeeld pas aan een groep toegevoegde, dieren. Enkele soorten zijn lastig te onderscheiden, vooral vanwege het bestaan van verschillende varianten binnen een soort. Mogelijk treden natuurlijke kruisingen op. Geen van de dieren is in het aquarium nagekweekt. Verdere bijzonderheden als vermeld bij de familie.
Taki & Doi 1995
Vooralsnog alleen bekend uit de Mekong in Laos.
Uiterlijk als aangegeven bij de familie. Grondkleur lichtgrijs met een geelbruine tint. Soms zijn op het achterlijf brede vaagblauwe dwarsbanden te zien. Rug- en staartvin voorzien van regelmatige rijen straalsgewijze stipjes. De grootte daarvan kan wisselen. Vrouwen wat voller en groter.
Lengte ♀ tot 10 cm, ♂ tot 9 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 23 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.