Veliidaevenustus

Velíidae

= afgeleid van Velia.

Beeklopers

Familie van roofzuchtige waterwantsen met meer dan 1000 soorten uit de orde van de ➛Nepomorpha.

De verspreiding van de familie is ➛kosmopolitisch. De lengte loopt voor enkele tropische soorten tot een centimeter. In Nederland wordt de grootste soort 6 mm. De kleine kop heeft aan weerszijden relatief grote, uitstekende ogen en de voor wantsen gebruikelijke steeksnuit. De ➛thorax is vaak breder dan het achterlijf. In tegenstelling tot andere op het wateroppervlak levende familie beschikken de beeklopers over korte poten, maar zijn desondanks snel. De vleugels zijn vaak niet volledig ontwikkeld.

Veliidae
Velia caprai. © ➛G.H. Visser

Beeklopers zijn vooral op stilstaand, maar enkele soorten ook op stromend water te vinden of deels op land, waar ze jagen op in het water gevallen insecten en muggenlarven die aan het oppervlak hangen, die ze aan de trillingen opsporen. Net als bij schaatsenrijders uit de familie van de ➛Gerridae wordt het middelste potenparen gebruikt voor de voortbeweging.

Net als laatstgenoemde familie zijn ook de beeklopers als bijvangst een aardige traktatie voor de wat grotere oppervlaktevissen. Voor garnalen en jonge vis kunnen ze echter een bedreiging vormen, mochten die aan het oppervlak foerageren.

Ven

Meestal klein en ondiep, natuurlijk gevormd meer op oude zandgronden, uitsluitend gevoed door ➛kwel of ➛regenwater.

Kenmerkend is de daardoor wisselende waterstand. De meeste vennen zijn te vinden in heidegebied en in bossen, de laatste waren voorheen in de regel eveneens ooit heidegebied. Op landbouwgrond zijn vennen om praktische redenen verdwenen. Veel kleine ➛veengebieden zijn ontstaan uit een ven. Veel vennen ➛eutrofiëren door uitspoelen van meststoffen uit omringende landbouwgrond.

De woorden 'ven' en 'veen' zijn verwant aan elkaar.

venústus

= mooi, elegant.

Nimbóchromis