RivierRivierfonteinkruid

Rivier

Natuurlijk gevormde verzamelstroom van ➛zoet water in een gebied.

Regen komt neer en trekt in de grond, die verzadigd raakt. Op lagere punten komt dit weer aan de oppervlakte (➛kwel) en verzamelt zich in stroompjes, die samen weer grotere stromen vormen. Op het laagste punt ontstaat de rivier, die samen met alle toevoerstromen het ➛stroomgebied van die rivier worden genoemd.

Het type bodem of bedding wordt bepaald door de omgeving en de stroomsnelheid. Water dat vrijwel stilstaat heeft in de regel een humusrijke modderbodem, welke in een snelstromende rivier uitsluitend uit keien en grind bestaat: fijner materiaal spoelt met het water mee.

Rivieren worden verdeeld in een bovenloop, waar het water meestal snel stroomt door de grote hoogte waarop dit plaatsvindt; de middenloop, met nog vrij hoge stroomsnelheid, waar zowel modderige als stenige bodems voorkomen; en de benedenloop: breed met relatief traag stromend water, dankzij het geringe verval. Hierdoor ontstaan ook ➛rivierdelta's.

Rivierbekken

Stroomgebied

Rivierdelta

= naar de vorm van de Griekse letter Δ.

In meerdere zijrivieren vertakte monding van een ➛rivier, kort voor deze in zee stroomt. Dit is het gevolg van het daar ontbreken van duidelijke hoogteverschillen, zelf weer het gevolg van langdurige en intensieve erosie. Daardoor ontbreekt een scherp omlijnd laagste punt, en zoekt het water schijnbaar een willekeurige richting.

Rivierdelta
De Nigerdelta in Centraal-Afrika. © Google

Rivierdonderpad

Cottus perifretum

Rivierfonteinkruid

Potamogeton nodosus