= kleine aardeter.
Klein geslacht van cichliden met 3 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Kleine, zeer kleurrijke vissen uit Zuid-Amerika met een langwerpig ovaal lichaam, bijna zeshoekig, met een duidelijke staartwortel. De kop is wat stomp, met een kleine, eindstandige bek. Rug en aarsvin hoog, afgerond, de eerste met verlengde voorste vinstralen. De staartvin is driehoekig en vrij groot. Buikvinnen met verlengde voorste vinstralen.
Levendige dieren, naar andere vissen vredelievend, onderling redelijk venijnig, met name rivaliserende mannen. Niet erg geschikt voor het doorsnee ➛gezelschapsaquarium, maar wel voor rustig en zorgvuldig gekozen gezelschap. Dit helpt enige schuwheid te overwinnen. De vissen leven voornamelijk nabij de bodem. Alhoewel ook harder water wordt verdragen, voelen de dieren zich duidelijk beter in zacht.
Een aquarium met een fijne zandbodem, voldoende schuilplaatsen en eventueel ➛herfstbladeren op de bodem zijn een goed begin, beplanting wordt met rust gelaten en kan ook schuilgelegenheid verzorgen. Houdt de stroming beperkt. ➛Waterwissels kunnen beter wat vaker, en niet te veel ineens.
Alleen klein levend voer, ook droogvoer wordt gegeten. In het wild filteren ze bodemmateriaal, dat, ontdaan van alle eetbaars, via de kieuwen de mondholte weer verlaat. Vrij zwemmend voer wordt echter ook wel gegeten.
De kweek is niet bijzonder moeilijk, maar vraagt wel ervaren ouders. Onervaren dieren eten de eerste legsels in de regel op, tot een kweek ineens lukt. Tot 200 eieren worden op een vaste, meestal horizontale ondergrond in rijen afgezet, waarna deze worden bevrucht. Doorgaans bewaken beide ouders het legsel afwisselend tot de jongen vrij zwemmen, maar het kan gebeuren dat slechts één ouder dit doet. Een goed kweekstel kan bijzonder productief zijn. Koop daarom liefst meerdere jonge dieren waaruit een dergelijk koppel kan ontstaan. Eieren komen, afhankelijk van de temperatuur, na uiterlijk 4 dagen uit, vrij zwemmen kost dan nog eens 8 dagen. Begin met voeren van het fijnste ➛dierlijke ➛jongbroedvoer, met af en toe wat ➛plantaardig, na 2 tot 3 dagen kan op Artemia formaat worden overgegaan.
Haseman 1911
Endemisch in het stroomgebied van de rio Madeira in Brazilië en Bolivia, in allerlei water met beperkte stroming en een zand- of modderbodem.
Uiterlijk vergelijkbaar als M. ramirezi, maar zonder de lichtblauwe vlekjes, afgezien van enkele in de aarsvin. 10-11 smallere dwarsbanden, de voorste met een zwarte vlek onder de sterk verlengde voorste rugvinstralen; de derde met een zwarte vlek in het midden.
Lengte ♀ tot 7 cm, ♂ tot 8 cm.
Vreedzame dieren die van gezelschap houden, zorg bij voorkeur voor minimaal drie paar. Aangegeven aquariumgrootte is voor twee paar. Gevoelig voor afnemende ➛waterkwaliteit, vatbaarheid voor ➛ziekten als ➛gatenziekte nemen dan toe. Evenals M. ramirezi enigszins schuw, wat bij al te druk gezelschap kan leiden tot ondervoeding: eten wordt stelselmatig door andere vissen weggekaapt. Minder gevoelig dan M. ramirezi, daarmee meer geschikt voor minder ervaren liefhebbers.
De kweek verloopt volgens de geslachtsbeschrijving.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 23 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Geen IUCN status.