= lijkt op Melania (nu Thiara).
Geslacht van slakken met ten minste 30 soorten uit de familie van de ➛Thiaridae.
Kieuwslakken met spits gedraaide, hoornvormige schelpen met enigszins bolle windingen. Deze hebben vaak een dwars op de winding staande donkere roodbruine tekening. Het topje is vaak afgebroken. Alle soorten hebben een ➛operculum. De kop is slurfvormig, de twee tentakels lang en dun. De voet is vrij klein en bijlvormig met een ronde achterkant.
Vreedzame slakken die overdag voornamelijk in de bodem kruipen en daarmee deze reinigen en gezond houden. 's Avonds kruipen ze naar het wateroppervlak, om bij het licht worden zich weer naar de bodem te laten vallen en daar weer in te kruipen. De dieren leven van ➛biofilm en algen, die zich op en in de bodem bevinden. Levendbarende slakken die zich makkelijk voortplanten, soms zo goed, dat ze als door sommigen als een worden opgevat.
Bruguière 1789
Zwarte knobbelhoorn
Deze soort leeft endemisch op de Filippijnen.
Roodbruin tot bijna zwart gekleurde schelp. In de lengterichting van de windingen vele subtiele groefjes in een donkerder kleur. Lichaam bijna zwart met goudkleurige spikkels. De voet is aan de onderkant lichtgrijs.
Lengte tot 30 mm.
Verzorging en gedrag als vermeld bij het geslacht.
Temperatuur: 18 tot 30° C
Müller 1774
Slanke knobbelhoorn
Inheems in Noord- en Oost-Afrika tot in Zuidoost-Azië, maar door menselijke invloed is dit naar andere delen in de wereld uitgebreid.
Beschrijving als vermeld bij het geslacht. Grondkleur van het huisje is lichtbruin, met regelmatige bruine streepjes of vlekjes dwars op de windingen. Lichaam donkergrijs met goudkleurige spikkels. De voet is lichtgrijs aan de onderzijde.
Lengte tot 30 mm.
Verzorging en gedrag als vermeld bij het geslacht.
Temperatuur: 15 tot 30° C
Deze slak is in de aquariumwereld bekend als toren- of puntslak.
Kopen: ok.