= mogelijk naar de Maiaca rivier in Brazilië.
Klein geslacht van moerasplanten met 6 soorten uit de familie van de ➛Mayacaceae.
Klein geslacht van moerasplanten met soorten van oostelijk Noord-Amerika tot in Argentinië, op de Caraïben, en één soort in Centraal-Afrika.
Alle planten met opgaande stengels en fijne, groene, smal lijnvormige bladeren die daar spiraalsgewijs omheen staan, dicht op elkaar. Het geeft de planten een mosachtig uiterlijk.
Niet al te veel eisende snelle groeiers, die maar weinig worden aangeboden. Veel licht is echter geboden, een redelijk voedingsrijke omgeving en ➛CO₂ doen de planten zichtbaar goed. Plant de stengels niet in groepjes, maar afzonderlijk, om afsterven van de onderste bladeren te voorkomen.
Aublet 1775
Oorspronkelijk afkomstig uit Brazilië, maar tegenwoordig ook te vinden in Midden- en zuidelijk Noord-Amerika.
Groeiwijze als bij het geslacht. De uiteinden van de blaadjes staan enigszins omlaag gericht, in tegenstelling tot de M. madida.
Hoogte tot 60 cm, breedte tot 30 mm.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 5-7 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300 KH: 0-6
Stellfeld 1967
Inheems in Zuid-Amerika met noordelijk Argentinië als zuidgrens.
Groeiwijze als vermeld bij het geslacht. Zeer fijne, draaddunne blaadjes die aan ➛Rotala wallichii doen denken.
Hoogte tot 40 cm, breedte tot 35 mm.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 5-7 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Wordt voornamelijk onder het synoniem M. sellowiana aangeboden.