KiungaKlausewitzia ritae

Kiúnga

= naar de vindplaats op Papoea-Nieuw-Guinea.

Klein geslacht van koornaarvissen met 2 soorten uit de familie van de ➛Pseudomugilidae.

Endemisch op centraal Papoea-Nieuw-Guinea levende ➛blauwogen, zo'n 30 kilometer van de grens met Papoea. De dieren leven in kleine beken in zeer mineraalarm en enigszins zuur water.

Zeer kleine, vrijwel doorzichtige vissen met eveneens grotendeels doorzichtige vinnen, waardoor deze een breekbare indruk maken. Lichaam lepelvormig, met een zeer korte voorste rugvin en een vrij lange rugvin daarachter. De aarsvin is zo lang als beide rugvinnen. De zijlijn is volledig. De ogen zijn relatief groot, de bek is eindstandig.

Over verzorging, gedrag en kweek is van beide soorten weinig bekend.

ballóchi

Allen 1983

Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. de naar achteren smaller wordende rug- en aarsvin hebben, net als de staart en de buikvinnen een brede gele en aan de rand een smalle zwarte zoom. Langs rug- en aarsvinbasis loopt een zwarte stoppellijn, evenals langs de zijlijn. Op de staartwortel is een korte vertikale streep te zien.

Lengte tot 30 mm.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 24 tot 26° C

pH: 7-8

De soort is bedreigd.

Kopen: nee.

bléheri

Allen 2004

Kiunga bleheri
Kiunga bleheri. © M. Allen

Uiterlijk als bij het geslacht vermeld. Voorste rugvin wat groter, achterste duidelijk korter dan bij K. ballochi. Laatste loopt in hoogte op naar achteren en heeft een golvende rand. De aarsvinrand loopt parallel met de -basis. Behalve de borstvinnen zijn alle vinnen subtiel zwart gezoomd. De rug is tot aan de achterste rugvin oranjegeel.

Lengte tot 28 mm.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 6-7

De soort is ernstig bedreigd.

Kopen: nee.

Klausewítzia

= naar Duits ichthyoloog Klausewitz.

Monotypisch geslacht van karperzalmen uit de familie van de ➛Crenuchidae.

De enige soort is de zelden aangeboden K. ritae.

rítae

Géry 1965

Afkomstig uit de Amazone rivier, op de grens tussen Peru en Brazilië in Zuid-Amerika.

Een zeer kleine karperzalm met een slank en langgerekt lichaam, zijdelings afgeplat. De kop is relatief groot, de bek iets bovenstandig. De vrij dunne staartwortel is lang. De rugvin is vrij ver naar achteren geplaatst en veel kleiner dan de lange aarsvin. De laatste heeft verlengde voorste vinstralen, als de meeste andere karperzalm geslachten. De vinnen zijn alle doorzichtig, een vetvin ontbreekt. De kleur is transparant groenig blauw, met daarover een fijn patroon van wat gekreukelde, groenzwarte, in het midden 'gebroken', dwarsbanden.

Lengte tot 25 mm.

Vreedzame vissen die in de paartijd echter ➛territoriaal kunnen zijn. Houdt de vissen bij voorkeur in een kleine ➛school van minimaal acht dieren, liefst enkele vrouwen per man. Vermijd al te grote of robuuste medebewoners om schuwheid te voorkomen. Zorg voor de nodige beplanting voor beschutting en het dempen van al te veel ➛licht. Ook het gebruik van ➛herfstbladeren op de bodem kan daarbij helpen.

Over de moeilijke kweek is weinig bekend.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 23 tot 28° C

pH: 5-6   dH: 0-8   fH: 0-14   ppm: 0-130

Geen ➛IUCN status.