GymnotiformesGymnotus carapo

Gymnotifórmes

Mesaalachtigen

Orde van vleugel- of mesvormige vissen uit de superorde van de ➛Ostariophysi, afkomstig uit Zuid-Amerika. Langwerpige dieren met een lang, spits uitlopend lichaam waaraan een zeer lange aarsvin, die aan een even lange, gespierde huidplooi hangt. Deze zorgt met een lopende golfbeweging voor de voortstuwing. Hierdoor zijn deze vissen in staat zowel voor- als achteruit te zwemmen, en ook snel. Een rugvin ontbreekt of is zeer klein. De staartvin is zeer klein en soms vergroeid met de aarsvin, of ontbreekt volledig. De kop kan uiteenlopende vormen hebben, bijvoorbeeld een stompe, bovenstandige bek of een pincetachtig gebogen tuit. Uniek aan de mesalen is hun gebruik van zwakke elektrische lading, geproduceerd door bioelektrische spiercellen of, in een enkel geval, door zenuwcellen. Deze bevinden zich doorgaans in de staart. Een bruikbare aanvulling op de zintuigen, aangezien het om een groep van typische nachtdieren gaat. Deze spanning is te zwak voor verlammend gebruik, maar geschikt voor oriëntatie, communicatie en traceren van prooidieren, aanvullend op de eveneens aanwezige zijlijn. De sidderaal, die ook binnen de orde valt, is hierop de uitzondering en kan actief prooien en mogelijk vijanden verlammen met een veel zwaardere ontlading.

Slechts enkele families herbergen soorten die van geschikt formaat zijn voor het huiskameraquarium en worden slechts zelden en tegen hoge prijzen verhandeld:

Apteronotidae, ➛Gymnotidae, Hypopomidae, ➛Rhamphichthyidae, Sternarchorhamphus en Sternopygidae.

gymnotráchelus

= met een naakte nek.

Bábka

Gymnótus

= met een naakte rug.

Geslacht van mesalen met meer dan 40 soorten uit de familie van de ➛Gymnotidae.

Cilindervormige, aalachtige vissen met een spitse, draadvormige staart. De kop is minder spits, met kleine ogen en een bovenstandige bek, wat wordt versterkt door de uitstekende onderkaak. De schubben zijn zeer klein. Rug- staart- en buikvinnen ontbreken, de voortstuwing wordt vrijwel geheel geregeld door de zeer lange, golvende aarsvin tussen anus en bijna de staartpunt. Deze stelt de dieren in staat snel en vloeiend zowel voor- als achterwaarts te zwemmen. De aanwezigheid van bioelektrische organen vormt een aanvulling op de overige zintuigen en dient voor waarneming en communicatie. Alle dieren hebben een bruine grondkleur met een lichtere tekening van iets achterover staande dwarsstrepen.

De vrij grote vissen kunnen onderling onverdraagzaam zijn, reden waarom ze vaak als eenling worden gehouden. Meerdere exemplaren kunnen uitsluitend in zeer grote aquaria worden gehouden. Tegenover andere soorten vormen ze doorgaans geen probleem, zolang deze niet te klein zijn, deze staan op het menu. Al te agressieve medebewoners zijn echter ook niet aan te raden, de schuwe en argwanende dieren leven dan een teruggetrokken bestaan. Als echte nachtdieren zijn schuilplaatsen voor overdag van belang, deze kunnen met hout en stenen worden gemaakt. Gedimd licht of drijfplanten en -bladeren worden ook op prijs gesteld.

Geen van de soorten is in het aquarium nagekweekt.

cárapo

Linneaus 1758

Gestreepte mesaal

Verspreid over een groot gebied, strekkend van Mexico in het noorden tot in Argentinië in het zuiden.

Uiterlijk als vermeld bij het geslacht en familie. Op de bleekgele of lichtbruine grondkleur lopen bruine strepen schuin naar onderen breed uit. De aarsvin is deels bruin gekleurd, de borstvinnen zijn transparant.

Lengte tot 60 cm.

Ondanks de grootte nog steeds de meest bekende soort, mogelijk vanwege enkele bekende gegevens rondom de nog niet in aquaria gelukte kweek: de muilbroedende mannen bouwen een nest waarin eieren en jongen worden bewaakt. Wordt voor het doorsnee aquarium uiteindelijk te groot.

Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.

Temperatuur: 22 tot 28° C

pH: 6-8   dH: 0-18   fH: 0-32   ppm: 0-300

Kopen: ok.