= naakte Rhamphichthys.
Klein geslacht van mesalen met 6 soorten uit de familie van de ➛Rhamphichthyidae.
Zuid-Amerikaanse vissen met een lange, snavelvormige snuit, met daarin een kleine bek. De nek is beweeglijk en stelt de dieren in staat de kop haaks omlaag te neigen. Het ontbreken van schubben op het voorste deel van het lichaam onderscheidt het geslacht van ➛Rhamphichthys. Als alle dieren binnen de Gymnotiformes is het lichaam zeer langwerpig, uitlopend in een dunne punt zonder staart, voorzien van een lange aarsvin vanaf de kop. Golvende bewegingen daarmee zorgen voor de voortstuwing. Rug- en buikvinnen ontbreken. Ook deze dieren beschikken over bioelektrische organen waarmee ze communiceren en prooien opsporen, die met de buisvormige bek behendig uit de bodem worden gevist. De ogen zijn daarentegen klein en matig ontwikkeld. Het geslachtsonderscheid is niet bekend.
Uitgesproken nachtdieren die leven van kleine prooien, waaronder ook (zeer) kleine vissen. Overdag liggen de dieren verstopt in de bodem en komen tegen de schemering tevoorschijn, op zoek naar voedsel, om zich tegen de ochtend weer in te graven. De dieren houden van gezelschap en zijn onderling nauwelijks agressief. Eén soortgenoot is echter al voldoende, maar meer kan ook. Kies medebewoners met zorg; niet te druk of agressief, en ook geen vinnenbijters. Voeren kan met muggenlarven, met name de ➛rode muggenlarven vormen in de natuur een belangrijke bron, en ander dierlijk voer. Doe dit nadat het licht uit is, de dieren maken weinig kans nabij hongerige medebewoners. Combineren met bodemvissen kan tot ➛stress onder de laatste leiden vanwege de nachtelijke bodemactiviteit.
Vissen voor ervaren liefhebbers. De vissen zijn gevoelig voor infecties, met name vinrot aan de grote anaalvin. Ook voor medicamenten zijn de dieren gevoelig. In de natuur leven de dieren in ondiepe, beschaduwde, snelstromende rivieren en beken met een zandbodem. Helder, zuurstofrijk water en een stevige ➛stroming is daarom aan te bevelen, evenals gedempt licht. ➛Drijfplanten kunnen voor dat laatste worden gebruikt. Het ➛grind kan vanwege het ingraven beter niet te grof zijn, en zeker niet scherp. Planten die in de grond wortelen lopen het risico los te komen, deze kunnen beter in potjes worden gezet, eventueel met decoratiemateriaal verfraaid. Ook planten als ➛Anubias, ➛Javamos of -varen zijn mogelijk. Deze kunnen worden bevestigd op - eveneens aan te bevelen - hout of steen voor schuilplaatsen. Vermijd al te sterke wisselingen in de watersamenstelling en ververs liefst met kleine hoeveelheden.
Vangen en transport vragen, net als bij halfsnavelbekken, enige zorgvuldigheid, aangezien de dieren door stress hun snuit en staart kunnen beschadigen.
Ellis 1912
Groot verspreidingsgebied in het gehele stroomgebied van de ➛Amazone tot aan de noordkust van Zuid-Amerika.
Lichaam als beschreven bij de familie. Grondkleur zilverachtig wit. Op de rug vijf of meer smalle, zwarte zadelvlekken. De staartpunt kan geheel zwart zijn. Over de zijlijn is meer of minder duidelijk een zwarte lengtestreep zichtbaar, verbonden met de zadelvlekken.
Lengte tot 23 cm.
Verzorging en gedrag als vermeld bij het geslacht.
Over de kweek is weinig bekend. De dieren paaien meerdere keren kort op elkaar, waarbij tot 65 eieren in totaal worden gelegd.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 26 tot 32° C
pH: 6-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200