CrinumCrinum thaianum

Crínum

= naar het Griekse krinon, lelie.

Haaklelie

Monotypisch geslacht van planten uit de familie van de ➛Amaryllidaceae.

Zeer grote, kruidachtige bolplanten die voorkomen in tropisch en subtropisch Amerika, Azië en Afrika, langs oevers van meren en rivieren, soms onder water, helder en stromend.

Uit de langwerpige tot uiachtige bol groeien stevige, vlezige, lijnvormige, groene bladeren zonder steel. Witte of roze bloemen in groepen op een stevige bloeistengel, zittend of gesteeld.

Enkele soorten hebben de weg naar het aquarium gevonden, maar worden weinig aangeboden. Deze zijn weinig eisend wat betreft watersamenstelling, maar vragen veel ruimte en een ➛bodem waar de bol minimaal voor de helft in past, liefst met nog wat meer diepte. Stevige ➛stroming is aan te bevelen.

calamistrátum

Bogner & Heine 1987

Afkomstig uit West-Kameroen.

Groeit als bij het geslacht aangegeven. Grote plant met lange, tot 7 mm brede bladeren met een heldere nerf en sterk golvende randen. Nabij de bol wit, verlopend naar diepgroen. Bloemen wit.

Hoogte tot 2 m, breedte tot 70 cm.

Een weinig eisende, maar wel zeer grote plant, die een stevige, voedingsrijke bodemlaag van zeker 8 cm nodig heeft, en liefst minstens 50 cm groeiruimte omhoog. Groeit trager dan de andere soorten. Stroming lijkt een gunstig effect te hebben. Kan met weinig licht toe. Verplanten wordt minder gewaardeerd.

Te vermeerderen door het afnemen van broedbollen, deze worden door gezonde exemplaren geregeld aangemaakt.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 24 tot 30° C

pH: 5-7   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200

De plant wordt zelden aangeboden.

nátans

Baker 1898

Crinum natans
Crinum natans natans
Inheems van Guinee tot Congo-Brazzaville, in snel stromend water in zowel de schaduw als de volle zon, in bodems van modder of kiezel.

Groeiwijze als bij het geslacht vermeld. De lange, smalle, aan de rand meer of minder sterk gegolfde, groene tot donkergroene bladeren groeien in een spits rozet uit de tot bijna 5 cm grote, ronde bol. Twee ondersoorten komen voor: C. natans natans heeft een platte, duidelijke hoofdnerf en meer of minder sterk golvende bladranden, breder dan 2 cm; C. natans inundatum heeft altijd sterk golvende bladranden, maar mist een duidelijke middennerf, maximaal 1,5 cm breed.

Hoogte tot 1,4 m, breedte tot 5 cm.

Deze plant vraagt de nodige ruimte, zodat de lange bladeren aan het oppervlak kunnen drijven. Licht komt niet bijzonder kritisch.

Vermeerdering door jonge bollen aan uitlopers bij grote planten, maar ook geslachtelijk via de geregeld aangemaakte bloemen. Het zaad is zeer kiemkrachtig en jonge planten groeien snel.

Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.

Temperatuur: 24 tot 30° C

pH: 5-8   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

tháianum

Schulze 1971

Afkomstig uit het zuiden van Thailand, in stromend water tot 2 meter diep, met een leem of slibbodem, soms met kiezel. Meestal in de schaduw, soms tijdelijk ook volle zon.

Crinum thaianum
Crinum thaianum. © ➛F. Ingemann Hansen

Vorm als bij het geslacht vermeld. Bol tot 7 cm breed. De zachte, in een rozet staande, groene bladeren zijn toch bijzonder sterk. Ook een vorm met sterk gedraaide bladeren komt voor. Middennerf nauwelijks waar te nemen. Fraaie witte bloemen op een tot 80 cm lange, stevige bloeisteel. Bladeren in het aquarium in de regel kleiner.

Hoogte tot 3 m, breedte tot 25 mm.

Snel groeiende plant, die vooral een dikke bodem en stroming verlangt. Neemt ook met weinig licht genoegen.

In het aquarium zelden bloeiend; vermeerdering door afnemen van de vaak aangemaakte dochterbollen.

Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.

Temperatuur: 24 tot 30° C

pH: 5-7   dH: 0-30   fH: 0-53   ppm: 0-500