CrenuchusCrepidomanes

Crenúchus

= onduidelijk, mogelijk knik in de nek.

Monotypisch geslacht van karperzalmen uit de familie van de ➛Crenuchidae. De enige soort is C. spilurus, die zowel in vorm, tekening en gedrag zodanig van andere karperzalmen afwijkt dat deze in dit eigen geslacht is geplaatst.

spilúrus

Günther 1863

Bronzalm

Te vinden in vrijwel het gehele stroomgebied van de Amazone en de Orinoco, met name in de kustgebieden van Guyana, Suriname en Frans Guyana. Doorgaans in beschaduwde bosbeken en kleine rivieren met door ➛tannines bruin getint water, altijd met overhangende begroeiing.

Crenuchus spilurus
Een Venezolaanse bronzalm. © ➛F. Schäfer

Langwerpige vis met licht gewelfde rug en een rechte buiklijn, die de indruk van een ingevallen buik wekt. Dit wordt door de vrij grote kop nog versterkt. Bij mannen is dit duidelijker dan bij vrouwen. Lichaam zijdelings samengedrukt. Rug- en aarsvin bij mannen bijzonder groot, de eerste uitlopend in een punt, de andere afgerond. Staart driehoekig. Bek vrij groot, eindstandig en laag geplaatst. De aangegeven lengte is een gemiddelde, exemplaren tot 8 cm komen voor. De basiskleur is zilverig grijswit, met een bruinig geel of meer staalblauw voorste deel van het lichaam, al naar gelang de herkomst. Ook de tekening in de vinnen varieert. Exemplaren uit Venezuela hebben grijszwarte vinnen met witte vlekken, andere meer doorzichtige of met een wit op rood geaderde labyrinttekening. Buikvinnen en aarsvinrand altijd rood. Op de staartwortel is altijd een duidelijke zwarte vlek aanwezig. Vrouwen missen de fraaie kleuren in de vinnen en zijn weinig opvallend en kleiner.

Lengte ♀ tot 5 cm, ♂ tot 6 cm.

Bodembewoners die bekend staan als enigszins roofzuchtig, maar in de praktijk valt dit erg mee. De dieren zijn eerder schuw en het beste alleen met rustige medebewoners van vergelijkbare grootte te combineren. Mannen zijn territoriaal, houd deze dieren daarom bij voorkeur paarsgewijs. Meerdere mannen vraagt om voldoende ruimte, schuilplaatsen en beplanting om het zicht op elkaar te ontnemen. Deze kunnen bovendien de schuwheid verminderen. Al te kleine vissen kunnen als voedsel worden gezien. Leeft overigens vooral van kleine kreeftachtigen en insectenlarven. Na enige gewenning wordt ook droogvoer wel gegeten.

Kweken is goed mogelijk. Mannen nemen een centrale schuilplaats in hun territorium, meestal een hol, steen of groot (dood) blad. Vervolgens worden een vrouw hier naartoe verleid voor de paring. Eieren worden op steen of blad vastgezet. De man neemt de broedzorg op zich. Na 1,5 tot 2 dagen komen de eieren uit, na maximaal 6 dagen zwemmen de jongen vrij. Deze kunnen met ➛Artemia naupliën en ➛microwormen worden gevoerd. Staan niet bekend als ➛eierrovers, maar onervaren ouders eten vaak de eerste legsels.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 20 tot 28° C

pH: 4-7   dH: 0-8   fH: 0-14   ppm: 0-130

Een zelden aangeboden vis.

Kopen: ok.

Crepidómanes

Trichomanes