Trichómanes

= beker met een haar.

Zeer uitgebreid geslacht van varens met ten minste 300 soorten uit de familie van de ➛Hymenophyllaceae.

Zeer kleine tot kleine, meestal epifytische varens die op één soort uit Noord-Amerika na alle in Afrika voorkomen.

De opgerichte bladeren groeien uit een lange, kruipende wortelstok (➛rizoom), die zich met stugge, donkerbruine hechtwortels op vaste ondergrond hechten; of met een opgerichte wortelstok, die stugge wortels vormt. De ovale of ronde, transparante bladeren zijn meestal diep ingesneden, veelal meervoudig, en slechts één cellaag dik, soms behaard. Huidmondjes ontbreken.

Vermeerderen kan door het delen van de wortelstok.

Alle soorten uit het geslacht Crepidomanes zijn hierin ondergebracht.

intramarginále

Hooker & Greville 1831

Zie de geslachtsbeschrijving voor de groeiwijze. Kleine, flessengroene blaadjes, enkele malen diep ingesneden lobben met een enkele nerf, regelmatig van breedte, wisselend in lengte. Bladstelen dun, plat, donkerbruin en stug.

Hoogte tot 20 mm, breedte tot 50 cm.

Een zeer traag groeiende soort, die makkelijk overgroeid raakt door andere planten. Gedempt licht en stroming zijn van belang. De plant hecht makkelijk op hout of steen, bevestig deze daar aanvankelijk op met een speld of elastiek.

Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 5-7   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

Deze soort is in korte tijd als Crepidomanes cf. malabaricus binnen de hobby bekend geworden.

javánicum

Blume 1828

Borneovaren

Groei als bij het geslacht beschreven. Vanuit een houtig rizoom groeien veren met enkelvoudige, verspreid staande ovale blaadjes.

Hoogte tot 15 cm, breedte tot 20 cm.

➛Ongeschikt voor aquariumgebruik, alhoewel de plant na jaren nog steeds als zodanig wordt aangeboden, vaak als zeldzaamheid. Voor een ➛paludarium of ➛terrarium is de plant bruikbaarder.

Wordt in de handel ook onder het synoniem Cephalomanes javanicum aangeboden.