CampellolebiasCampellolebias dorsimaculatus

Campellolébias

= naar de Braziliaanse liefhebber Campello.

Klein geslacht van tandkarpers met 4 soorten uit de familie van de ➛Rivulidae.

Wat minder exotisch gekleurde ➛seizoenvissen uit de zuidkust van Brazilië tussen São Paulo en Porto Alegre in Zuid-Amerika met een hoge, spitse rug- en aarsvin. De dieren leven in tijdelijke poelen nabij rivieren.

Bij mannen lijkt de buik vaak wat ingevallen. Bijzonder is de tot een soort gonopodium vergroeide eerste drie vinstralen van de aarsvin bij mannen, een verschijnsel dat ook bij het geslacht ➛Cynopoecilus is de zien. Vrouwen worden daarmee intern bevrucht, en eieren rijpen dan ook enkele dagen in het moederlichaam alvorens te worden gelegd. Ook zijn vrouwen in staat sperma voor enige tijd op te slaan, om weken later alsnog eieren te bevruchten zonder tussenkomst van een man. Mannen zijn intenser gekleurd, vrouwen zijn een bruintinten variant ervan en missen de lange vinpunten.

Vissen die de nodige ervaring vragen, zeker als het op kweken aankomt. Redelijk vreedzame dieren, die ook in een gezelschapsaquarium zouden gedijen, mits van zorgvuldig gekozen medebewoners voorzien. Toch is een speciaalaquarium aan te bevelen, ook al omdat deze bosbewoners niet veel licht verdragen. Al te fel licht kan met drijfplanten worden getemperd. Houdt de temperatuur beneden de 24°, hogere kunnen tot ➛stress leiden.

Als voedsel kan allerlei klein ➛levend voer worden gegeven; ➛diepvries- en ➛droogvoer worden vrijwel niet gegeten.

Vaak lastig te kweken soorten, met wisselende resultaten. Binnen twee maanden zijn de dieren geslachtsrijp. Het zijn ➛bodemleggers, een turfbodem is daarom nodig, of een wijde glazen pot met een turflaag. Eieren in vochtige turf bewaren bij niet te hoge temperaturen; de ➛incubatie bedraagt 8 tot 10 weken bij 18 tot 22°. De eieren verdragen weinig licht.

brúcei

Vaz-Ferreira & Sierra de Soriano 1974

Afkomstig uit de Braziliaanse oostkust in het uiterste zuiden van de staat Santa Catarina.

Campellolebias brucei
Campellolebias brucei. © ➛J. de Lange

Uiterlijk als bij het geslacht beschreven, snoekvormig. Kleur roodachtig bruingrijs, met rijen goudachtig tot lichtblauw iriserende vlekjes die het schubbenpatroon volgen. Op de kop nog nadrukkelijker vlekken. Vinnen ook in de lichaamskleur, aars- en rugvin met een lichtblauwe top.

Lengte tot 45 mm.

Niet bijzonder kritisch wat betreft waterwaarden. De kweek is niet eenvoudig.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 20 tot 24° C

pH: 4-6   dH: 0-8   fH: 0-14   ppm: 0-130

Een kwetsbare soort, die echter zelden wordt aangeboden. Kopen van ➛wildvang is twijfelachtig, al kan het voor serieuze kwekers een middel zijn de nakweek van vers genetisch materiaal te voorzien.

dorsimaculatus

Costa, Lacerda & Brasil 1989

Verspreid langs de zuidkust van Brazilië, nabij Iguape.

Campellolebias dorsimaculatus
Campellolebias dorsimaculatus. © ➛F. Vermeulen

Vorm volgens de geslachtsbeschrijving. Oranjebruine vissen met 8 à 9 brede, donkerbruine dwarsstrepen. Rond de kieuwdeksel korte gevlekte horizontale lijnen. Borstvinnen doorschijnend, overige vinnen bruinachtig rood met donkerrode vlekken in rug- en staartvin, uiterste helft lichtblauw. Langs de rand een zwarte zoom met een dunne witte rand.

Lengte tot 40 mm.

Onderling vrij agressief. In een klein aquarium bij voorkeur een harem houden: één man met twee of drie vrouwen. Evenals C. brucei lastig te kweken.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 18 tot 24° C

pH: 4-6   dH: 0-8   fH: 0-14   ppm: 0-130

Een door verstedelijking ernstig bedreigde soort.