= scherp.
Geslacht van kevers met ruim 15 soorten uit de familie van de ➛Dytiscidae.
Waterkevers met een slank lichaam, vergelijkbaar met ➛Dytiscus, maar kleiner.
Linneaus 1758
Gegroefde haarwaterroofkever
Inheems in Noordwest-Europa in poelen, sloten en ander helder water met geringe stroming.
Snel zwemmende kever van ongeveer 25 mm lengte, met zwartbruine dekschilden, thorax en kop. Die laatste twee met goudgele tekening. Dekschilden gegroefd, bij de man fijntjes, veel grover bij de vrouw. Het achterste potenpaar is vergroeid tot flinke roeipoten. De kevers zijn erg sensitief en moeilijk te benaderen.
Lengte tot 18 mm.
De larve wordt tot 30 mm lang, en jaagt op kleine waterdieren als ➛watervlooien en ➛muggenlarven. Daartoe kromt het het lichaam, zodat de kop naar de prooi kan worden geschoten. Ze vormen geen gevaar voor volwassen vissen, maar jongbroed loopt een risico. De volgroeide larven zijn zeer geschikt voedsel voor grotere vissen als ➛cichliden. Op sommige plaatsen kunnen er redelijk veel voorkomen. De larven zijn geen snelle zwemmers, maar kunnen als een garnaal wegschieten door dubbel te klappen.
= met gepunte oren.
Geslacht van moerasplanten met ten minste 15 soorten uit de familie van de ➛Melastomataceae.
Soorten komen voor in Midden- en Zuid-Amerika, van Mexico tot in noordelijk Bolivia en zuidoostelijk Brazilië. Planten met opgaande stelen en kruiswijze, zittende, ovale bladeren die in een punt uitlopen. De nerven lopen parallel en liggen vaak verdiept. De bladrand is fijn gezaagd. De steel eindigt bij de volgroeide plant in een ruime, eveneens kruiswijze bloeiaar, met kleine, buisvormige, paarse, witte of gele bloemen die met vier bloembladen eindigen.
Martius 1871
Verspreid over geheel tropisch Zuid-Amerika, met het noorden van Argentinië als ondergrens.
Groeiwijze als bij het geslacht beschreven. Stelen vierkant, met een vrij grote knoopafstand. Omlaag gebogen bladeren met een groen en gele bovenkant, een rode weerschijn en een roodbruine onderkant. Groeitoppen rood.
Hoogte tot 40 cm, breedte tot 8 cm.
Een in 2011 als aquariumplant ontdekte, wat moeilijke en redelijk trage groeier, die veel voeding, licht en CO₂ verlangt, zoals alle rode planten. Te weinig daarvan leidt tot stagnerende groei met smallere bladeren en als uiterste het vergaan van de plant. Meer licht geeft rodere planten. De plant groeit gemakkelijk boven water uit, wat een nadrukkelijker gezaagde bladrand oplevert. Bodemvoeding levert weinig winst, ondanks dat de plant na verloop vrij stevig wortelt.
Vermeerderen kan door afnemen van zijtakken, die uitbundig worden gevormd na het ➛toppen.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 18 tot 30° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
De plant wordt nog zeer weinig aangeboden.