DytiscusEchinodorus berteroi

Dytíscus

= duiker.

Uitgebreid geslacht van kevers met meer dan 50 soorten uit de familie van de ➛Dytiscidae.

Roofkevers met een breed gestroomlijnd lichaam die met zeven soorten in Nederland en België zijn vertegenwoordigd. Zowel kevers als larven leven van de jacht op prooien tot twee keer hun eigen grootte.

marginális

Linneaus 1758

Geelgerande waterroofkever, gewone geelrand

Inheems in de noordelijke helft van het Euraziatische continent. In Nederland en België algemeen.

Zwarte, platte kever met een groenige glans. Vrouwen hebben groeven in langse richting over de dekschilden lopen, bij de man zijn deze gladder. Mannen hebben aan de voorpoten een zuignapachtige verdikking, bedoeld voor grip op de groeven van de rug van de vrouw tijdens de paring. Monddelen, ➛thorax en dekschilden zijn van een dof goudgele rand voorzien. De kleine kop heeft duidelijke zwarte ogen. Vier voelsprieten met dezelfde goudgele kleur, de buitenste twee lang, de binnenste tot een derde daarvan. De achterste poten zijn lange geveerde zwempoten. De onderzijde en poten van de kever zijn roodachtig goudgeel.

Lengte ♀ tot 40 mm, ♂ tot 5 cm.

De larve is bruin doorschijnend en tot 6 cm lang, slank, met zes normaal ogende poten die alle worden gebruikt bij het zwemmen. De ronde, platte kop heeft twee kromme gifnaalden van 3 mm lengte die op de hoek van de kop scharnieren.

Dytiscus marginalis
Gewone geelrand larve. © ➛D.J. Saaltink

Grote, roofzuchtige kever die op het zicht jaagt. Verschalkt prooien groter dan zichzelf, dus ook vissen zijn niet veilig. Anderzijds is de kever een aquarium op zich waard. Niet alleen de kever is een rover, ook de monsterlijke larve kan er wat van. 50 kikkervisjes per dag is een normale inname. Ook soortgenoten schuwt de larve niet. Gelukkig zijn zowel de kever als de larve door hun grootte niet over het hoofd te zien.

E

Echinódorus

= met een stekelige zak.

Monotypisch geslacht van moerasplanten uit de familie van de ➛Alismataceae.

De soort E. berteroi is het enige overblijfsel na een splitsing van dit voor het aquarium eens zo belangrijke geslacht van rozetplanten. Hierbij zijn alle andere soorten naar het nieuwe geslacht ➛Aquarius verplaatst.

De berteroi nam in het geslacht Echinodorus al een aparte plaats in door de bijzondere levenscyclus van kortdurende groei in de natte periode, gevolgd door een lange ➛rustperiode tijdens de erop volgende droogte. Planten sterven aan het eind daarvan geheel af, om bij de eerstvolgende regen weer op te schieten. De plant kan aldus overleven in een droog steppeklimaat. De hiervoor benodigde tolerantie maakt de plant zeer geschikt voor het aquarium, die zich echter moeilijk emers in potjes laat dwingen.

Eerdere herzieningen hadden al een eind gemaakt aan vele soorten, welke uiteindelijk varianten van andere bleken. Daaronder ook een aantal in de aquariumwereld gevestigde namen, zoals Echinodorus amazonicus, E. bleherae en E. aschersonianus. De kleinere, ➛uitlopers vormende soorten waren eveneens al ondergebracht in het geslacht ➛Helanthium.

De naam Echinodorus zal ondanks alle ontwikkelingen naar verwachting nog vele jaren gangbaar blijven in de hobby.

bérteroi

Fassett 1955

Cellofaanplant

Breed verspreidingsgebied van de V.S., Midden-Amerika en noordelijk Zuid-Amerika, in Venezuela, Guyana, Ecuador en Peru, aan oevers van rivieren en tijdelijk water.

Echinodorus berteroi
Een volgroeide cellofaanplant domineert al snel.

Plant met een kort rizoom. Submerse bladvorm gedurende de ontwikkeling erg variabel en in een vaste volgorde, van 40 cm lange lintvormig bij jonge planten, oudere planten met golvend gevleugelde bladstelen die na maximaal 40 cm lengte overgaan in een smalle, tot 30 cm lange lancetvorm. Al deze tussen de nerven doorschijnend lichtgroene bladeren zijn min of meer opgericht. Emerse planten groeien vrij langzaam en vormen, afhankelijk van de hoeveelheid water waarin ze staan lancet- tot langwerpig hartvormige bladeren met evenwel een stompe top.

Hoogte tot 70 cm, breedte tot 50 cm.

Snel groeiende en sterke plant, die echter wel veel ruimte vraagt en voor veel aquaria al snel te groot wordt. De plant wordt maar weinig meer aangeboden. Stelt weinig eisen en is dusdanig tolerant dat deze ook groeit in hard of ➛brak water. Sommige alle planten bloeien ook bij minder dan 12 uur (korte dag), waarbij ook de neiging tot het vormen van drijf- en luchtbladeren minder is. Dit lijkt van de herkomst af te hangen. Intensieve verlichting wordt verdragen, maar kan ook met minder toe.

De plant laat zich uitsluitend vermeerderen uit het langdurig kiemkrachtige zaad. De snelheid waarmee deze uitlopen wisselt en kan enkele dagen, maar ook weken duren. De bedoeling daarachter lijkt te zijn zo kansrijk mogelijk in een moeilijk klimaat te overleven. ➛Adventiefplanten worden zelden gevormd.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 20 tot 27° C

pH: 5-8   dH: 4-30   fH: 7-53   ppm: 70-500