Trichopteratrichopterus

Trichóptera

= met haren op de vleugels.

Schietmotten

Orde van insecten uit de klasse van de Pterygota of gevleugelde insecten, met een wereldwijde verspreiding.

Onopvallende, meestal bruine insecten die de behaarde vleugels in rust dakvormig neerklappen. Leven vooral in de buurt van water, waarin ook de larven, de zogeheten kokerjuffers, opgroeien. Van de meer dan 10.000 soorten komen er in België en Nederland ruim 200 voor.

Soorten zijn voor een groep van deze grootte erg uniform; met name in grote en soms kleur verschillen ze van elkaar. Die grootte varieert van 2 tot 20 mm. De insecten hebben een smal en lang ➛abdomen. Kop en ➛thorax zijn kort, de poten lang. De vleugels zijn lang druppelvormig en in rust als een puntdak opgevouwen. De insecten doen denken aan motten, kleine nachtvlinders.

De volwassen dieren leven overigens niet erg lang, sommige eten zelfs niet en zijn uitsluitend met de voortplanting bezig. Net als bij haften leeft het dier voornamelijk onder water en worden deze dieren daarom ook als waterinsecten aangemerkt.

De larven hebben min of meer dezelfde lichaamsvorm als de volwassen dieren, maar ontberen de vleugels. Het lichaam is bijzonder week, reden dat ze hun bescherming in een zelfgebouwde koker zoeken, vandaar hun naam kokerjuffers. De larve is uitgerust met spinklieren aan de kop waarmee de koker kan worden gemaakt.

De kokers worden gemaakt van wat er voorradig is in de omgeving. Bladmateriaal, zand, afval als lege slakkenhuizen, uitwerpselen en dergelijke zijn allemaal prima om bescherming tussen te zoeken, maar per soort wordt heel specifiek materiaal uitgezocht. Sommige plantenetende soorten knippen simpelweg een stuk stengel af kruipen daarin. In tegenstelling tot het abdomen is de kop bijzonder solide en kan de larve er de koker mee afsluiten. Is de koker licht genoeg, dan kan er gezwommen worden en anders blijft het bij kruipen. Heel snel gaat het zwemmen niet, ondanks de twee lange voorpoten die ervoor worden gebruikt. De larven maken in het algemeen een wat onhandige indruk. Desondanks kan gezegd worden dat het evolutionair gezien om een zeer succesvolle groep gaat.

De larven leven van verschillend voedsel: plantaardig, dierlijk of van ➛detritus. Er zijn larven uit snelstromende beken die een vangnet maken en daarmee insecten en andere larven vangen, als een spin.

De intacte kokerjuffers zijn als voedsel geen succes, maar, eenmaal uit hun koker gehaald, zijn ze prima eetbaar, en ook terug te herkennen in de volwassen dieren. Daartoe knijpe men in de achterkant van de koker, steeds verder naar voren, tot de larve de koker verlaat.

trichópterus

= draadvinnig.

Trichópodus