= soldaat.
Monotypisch geslacht van waterplanten uit de familie van de ➛Hydrocharitaceae.
Krabbenscheer is de enige soort in dit geslacht.
Linneaus 1753
Krabbenscheer
Inheems in Europa en West-Azië, in stilstaand, relatief schoon en voedingsrijk open water. In Nederland plaatselijk algemeen, in België zeldzaam en beschermd.
Vormt omvangrijke bleekgroen tot groene rozetten van dicht opeen staande, langwerpige, spitse bladeren met een stevige gezaagde rand, spiraalsgewijs rond een korte opgaande stengel. 's Zomers steken deze, al drijvend, boven water uit, de plant verankert zich echter met lange, witte wortels. Bloemen drietallig, wit, groeiend vanuit een ➛spatha.
Hoogte tot 80 cm, breedte tot 50 cm.
Voor het koudwateraquarium geschikt, zij het fors; voor het tropisch aquarium na de winter geleidelijk aan wennen aan hogere temperaturen. Voornamelijk als solitair te benutten. Oppassen met verminderende waterkwaliteit. De plant verlangt licht en voeding, en weet met CO₂ ook goed raad. In goede doen een snelle groeier. Loopt tegen de herfst terug en zinkt naar de bodem, om in het voorjaar weer naar het oppervlak te stijgen.
De plant laat zich eenvoudig vermeerderen dankzij de vele aangemaakte ➛uitlopers.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 10 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
Het eenvoudigst te verkrijgen via het tuincentrum als vijverplant.