= zuignapvinnen.
Geslacht van grondels met ruim 30 soorten uit de familie van de ➛Oxudercidae.
Kleine zoetwatergrondels uit de subfamilie van de ➛Sicydiinae, vanwege hun amfidrome levenscyclus alle afkomstig uit kuststreken, altijd in tropisch gebied.
Langwerpige vissen met een rolrond lichaam zonder welving in rug- of buiklijn, naar de staart toe meer afgeplat. Zoals bij alle grondels ontbreekt een zwemblaas. Hun bentische levensstijl maakt deze overbodig.
Eenvoudig te houden vissen die zeer tolerant zijn wat betreft watersamenstelling. Een inrichting met grind en stenen benadert de natuurlijke omgeving. De dieren verdragen vanzelfsprekend flinke stroming. Onderling zijn de mannen competitief en verdedigen hun territorium tegen anderen. In de natuur eten de dieren vrijwel uitsluitend algen, dus plantaardige kost. Een enkele watervlo zal daarin ook worden meegepikt.
Enkele soorten hebben een zeer beperkt verspreidingsgebied en de handel in wildvang maakt deze erg kwetsbaar.
Vanwege hun amfidrome levenscyclus is het kweken een ware uitdaging en nog in geen enkel geval gelukt.
Pallas 1770
Inheems over een groot vindgebied op eilanden rond Madagascar, langs de Zuid-Aziatische kust tot aan Frans Polynesië. Bewoners van snelstromend rivieren en beken met een rotsige bodem.
Lichaam als vermeld bij het geslacht. Grondkleur helderblauw. Rug en buik grijszwart, verbonden door zes zwarte dwarsbanden op de flank, waarvan de sterkte wordt bepaald door de stemming. Rug- en aarsvinnen aan de basis transparant zwart met een lichtgroene zoom. De staart is opvallend oranjerood, met aan weerszijden de helderblauwe grondkleur. Boven en op de kieuwdeksel loopt een dunne zwarte lijn.
Lengte ♀ tot 11 cm, ♂ tot 13 cm.
Verzorging en gedrag als bij het geslacht vermeld; kweekresultaten zijn niet bekend.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 4-8 fH: 7-14 ppm: 70-130
Kopen: ok.
Gill 1860
Endemisch op Hawaï. De vissen leven in de bovenloop van kleine rivieren met een groot verval.
Uiterlijk als vermeld bij het geslacht. Op de gelig witte grondkleur loopt een bruinzwarte lengteband over het midden. In dezelfde kleur ligt een marmertekening op de rug, die regelmatig naar beneden uitloopt en op de lengteband donkerder vlekken geeft. Op de kop is de marmertekening fijner. Vinnen transparant zwart met een witte zoom op de ongepaarde vinnen. De vinstralen van de voorste rugvin kunnen enkele cm lang worden.
Lengte tot 20 cm.
Verzorging en gedrag als beschreven bij het geslacht.
De kweek is nog niet gelukt.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 6-7 dH: 8-12 fH: 14-21 ppm: 130-200
Kopen: nee.