= naar de Duitse liefhebber Rachow.
Klein geslacht van karperzalmen met 2 soorten uit de familie van de ➛Characidae.
Kleine vissen met een langwerpig ovaal lichaam uit zuidelijk Braziliaans kustgebied in door ➛tannines donker gekleurd rivierwater. De rugvin is kort, enigszins hoog; de staartvin is afgerond en heeft twee lobben; de aarsvin is lang, met vierkante hoeken. De vrij kleine kop heeft een bovenstandige bek. Geelroze gekleurd lichaam met een goudachtige glans op de flanken. Vinnen zijn gelig transparant met een rode zoom in de aarsvin. De vetvin is bloedrood gekleurd. Vrouwen zijn wat voller van bouw, mannen feller van kleur.
Doorgaans vreedzame dieren die alleen in het broedseizoen enige agressie vertonen onder de mannen en daardoor goed te combineren met andere soorten. Scholenvissen die het best in een groep van minimaal acht dieren zijn te houden. Alle soorten voer worden gegeten.
Beide soorten zijn zeldzaam en bedreigd door biotoopvernietiging, maar in de handel wordt vooral nakweek aangeboden. Over de kweek zelf zijn weinig gegevens voorhanden.
Myers 1926
Endemisch in Brazilië, in het zuidelijk deel tussen de steden Paranaguá en Joinville.
Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. De kop is stomp, De rugvin heeft een dunne zoom met de kleuren van de Belgische vlag, van boven naar beneden rood, geel, zwart.
Lengte tot 5 cm.
Over het algemeen vreedzaam, al zijn er ervaring met meer agressiviteit, ook naar andere soorten.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 15 tot 28° C
pH: 5-7 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Weitzman & da Cruz 1981
Endemisch in Brazilië, op de grens van de staten Bahia en Esperito Santo aan de oostkust.
Uiterlijk als vermeld bij het geslacht. Kop minder stomp dan R. crassiceps, mede door een langgerekter lichaam. Onderscheid met deze is eenvoudig: de rugvin is kleurloos. Verder vrijwel identiek van kleur.
Lengte tot 5 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 15 tot 24° C
pH: 5-6 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.