= met een zeil in het midden.
Klein geslacht van cichliden met 6 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Sterk op elkaar lijkende dieren, verspreid over de noordelijke helft van Zuid-Amerika, met Argentinië als zuidelijkste punt. Te vinden in traag stromend en rijk begroeid water, waar de dieren leven in kleine groepen. M. festivus, die lange tijd ingedeeld is geweest bij het geslacht ➛Cichlasoma en even bij ➛Heros, is de naam waaronder meerdere in dit geslacht geplaatste soorten zijn verhandeld, de festivus zelf echter vrijwel niet.
Vissen met een hoog, ovaalrond lichaam met een lange, in een punt uitlopende rug- en anaalvin. De staartvin is afgerond driehoekig. De rugvin begint voor de zeer lange buikvinnen, een typerend kenmerk bij dit geslacht en waarnaar vermoedelijk de geslachtsnaam verwijst. Een meer opvallend kenmerk is de brede, schuin oplopende, vrijwel zwarte lengtestreep die van de bovenlip tot in de punt van de rugvin kan lopen. Het deel achter het oog verbleekt nauwelijks bij ➛stress of angst, in tegenstelling tot de chocoladebruine tekening van acht dwarsstrepen over de rest van het lichaam. De vorm van deze verschilt per soort, met name op de achterste helft van het lichaam, en is een belangrijk determinatiemiddel. Op de bovenste helft van de staartwortel is een goud omrande zwarte vlek aanwezig, die de functie van vals oog lijkt te hebben, een vorm van ➛camouflage. Het onderscheid tussen de soorten is lastig, zeker bij jonge dieren. De plaats waar de dieren vandaan komen is een nuttig gegeven bij determinatie. Ook het geslachtsonderscheid is moeilijk te zien.
Betrekkelijk vreedzame, enigszins schuwe cichliden, die echter wel een ➛territorium vormen en onderling vooral in de paartijd milde agressie kunnen tonen. De dieren kunnen goed met andere rustige soorten worden gecombineerd. Schuilgelegenheid is wel van belang en kan met een dichte beplanting, hout en eventueel stenen worden verzorgd. Al te felle verlichting kan met drijfplanten of -bladeren worden getemperd. Planteneters die zich soms ook aan de beplanting te goed kunnen doen. Ook dierlijk voedsel wordt gegeten.
Bij goede omstandigheden niet moeilijk te kweken substraatleggers. Houdt de temperatuur aan de hoge kant. Enkele honderden eieren worden op hout, een plantenblad of ruit afgezet, soms op een platte steen. De eieren worden door de vrouw van vers water voorzien, terwijl de man de omgeving bewaakt. De ouders helpen de eieren na drie tot vijf met uitkomen door deze in de bek te nemen en erop te kauwen. Onrust bij de ouders kan leiden tot het opeten van de eieren, zorg voor een rustige omgeving rond de kweek. De jongen verbergen zich vervolgens tussen planten. Deze kunnen met stofvoer of Artemia-naupliën worden gevoerd.
Castelnau 1855
Te vinden in de Rio Araguaia in het stroomgebied van de Tocantins, Brazilië, een helder water rivier.
Lichaam als vermeld bij het geslacht. Grondkleur beigewit, met een karakteristieke bruine tekening met dwarsstrepen op de voorste helft, welke op de achterste helft zijn onderbroken. Boven de aarsvin is een meestal afzonderlijke M-vormige boog te zien.
Lengte ♀ tot 8 cm, ♂ tot 9 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als vermeld bij het geslacht.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 24 tot 30° C
pH: 5-7 dH: 0-8 fH: 0-14 ppm: 0-130
Geen IUCN status.