= naar de Vlaamse botanicus De L'Obel.
Zeer omvangrijk geslacht van moerasplanten met meer dan 400 soorten uit de familie van de ➛Campanulaceae.
Wereldwijd voorkomende planten met het zwaartepunt in Midden- en Zuid-Amerika. Ook in Zuid-Afrika komen veel soorten voor. Voornamelijk kruidachtige planten, maar ook een enkele struik of boom, met opgaande stelen, waaraan in twee rijen of spiraalsgewijs bladeren verspreid staan, zittend of op een korte steel. De planten bloeien met fel wit, roze, rood, blauw of paars gekleurde buisbloemen, eindigend in drie naar beneden gevouwen lobben onder en twee boven, met daar tussen de stamper. Met vele tientallen groeien deze in de bladoksels aan de top van de stengel en staan één kant op gericht.
Vermeerderen gaat eenvoudig door het afnemen van zijtakken.
Linneaus 1753
Afkomstig uit Midden- en oostelijk Noord-Amerika, aan rivieroevers en moerassen, maar ook in snel stromend water.
De planten halen zelden de aangegeven breedte; in de regel wordt die niet meer dan de helft. De naam verwijst naar de rode bloemen. Een dwergvorm is ook verkrijgbaar.
Hoogte tot 1 m, breedte tot 20 cm.
Een al vele jaren zeer populaire, weinig eisende, maar vrij traag groeiende plant die ook voor beginnende aquarianen geschikt is. Verdraagt een groot temperatuurbereik. De plant wordt veel gebruikt voor het opzetten van een ➛straatje. Genoemde dwergvorm is zo mogelijk nog eenvoudiger te houden.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
= afgeleid van Lomariopsis.
Familie van varens uit de orde van de ➛Polypodiales. Kenmerkend aan deze zijn de enkelvoudig geveerde bladeren welke vaak scharnieren of van oortjes zijn voorzien. Het geslacht ➛Lomariopsis bevat een enkele soort die in aquaria kan worden aangetroffen.