= met een slappe buis.
Klein geslacht van waterplanten met 9 soorten uit de familie van de ➛Hydrocharitaceae.
Op waterpest (➛Elodea) lijkende planten uit Afrika en van Madagaskar, met, vanuit een ➛rizoom, opgaande stengels die tot enkele meters lang kunnen worden. Bladeren kort lintvormig, meer of minder omgekruld, verspreid of in kransen, groen. De naam heeft betrekking op de vrouwelijke bloeiwijze.
Makkelijke planten die veel licht verlangen om compact te blijven. Door regelmatig ➛toppen blijft de vorming van een rizoom uit.
Caspary 1858
Inheems in zuidelijk en oostelijk Afrika, ontbreekt in Zuid-Afrika. In stilstaand water met volle zon.
Vorm als beschreven bij het geslacht. Bladeren licht naar onderen gebogen, frisgroen. Bladrand dubbel getand, met twee spitse tanden op de top. Bloemen wit, zowel de mannelijke, tot 14 stuks bijeen, als de enkele vrouwelijke. Bevruchting vindt plaats doordat de mannelijke bloem door wind tegen de vrouwelijke aandrijft.
Hoogte tot 40 cm, breedte tot 6 cm.
Vertoont om onduidelijke redenen soms moeilijke groei en achteruitgang, hoewel de plant vaak ook als probleemloos wordt ervaren. Bodemvoeding is van weinig belang, CO₂ des te meer. Warmtebehoeftig, optimale temperatuur 25-28°.
Te vermeerderen door te stekken.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 35° C
pH: 5-7 dH: 0-8 fH: 0-14 ppm: 0-130
Moss 1928
Verspreidbladige waterpest
Oorspronkelijk uit Zuid-Afrika, maar een invasieve exoot in Nieuw Zeeland, de Verenigde Staten en Europa, altijd in zachter water met geringe stroming.
Groeit als aangegeven bij het geslacht. De groen tot donkergroene, lijnvormige en sterk omgekrulde bladeren staan dicht op elkaar, spiraalvormig verspreid om de dunne steel, aan de rand met stompe tanden. De stengels wekken de indruk van gevlochten kabels. In Europa alleen vrouwelijk planten.
Hoogte tot 2 m, breedte tot 25 mm.
Een zeer makkelijke plant met typische kenmerken van een snelle groeier, bij zeer intensief licht en CO₂ explosief te noemen. Verder weinig eisen. Kan in de winter teruglopen. Geschikt voor koudwateraquaria. Niet te warm houden.
Uitsluitend vegetatief te vermeerderen door het afnemen van zijscheuten.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 10 tot 25° C
pH: 5-7 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Deze invasieve exoot mag in Europa niet meer worden verkocht.
= duidt op de mannelijke bloemvorm.
Geslacht van moerasplanten met ruim 15 soorten uit de familie van de ➛Araceae.
Moerasplanten endemisch in India en Sri Lanka, nauw verwant aan ➛Cryptocoryne. Verschillen van deze door de bouw van de bloemen en de manier waarop nieuwe bladeren ontrollen. Bij de bloem staat de vlag bij Lagenandra min of meer direkt op de ketel en is de opening getwist, waar zich bij Cryptocoryne tussen vlag en ketel nog een lange tuit bevindt, met meestal een ronde opening. Ook zijn de vrouwelijke bloemen spiraalsgewijs gerangschikt. Bladeren van Lagenandra ontrollen van beide kanten van de hoofdnerf, waar bij Cryptocoryne de bladeren van één kant ontrollen. Net als Cryptocorynen rozetplanten, maar met een zwaarder ➛rizoom. Robuuste planten met stugge, vlezige bladeren, welke variëren van bijna rond tot lancetvormig. De bladstelen zijn vaak even lang of langer.
Niet aan te raden voor nieuwkomers in de hobby, de planten vereisen wel enige ervaring. Slechts enkele Lagenandra's zijn voor aquaria min of meer geschikt. Permanent onder water verdragen de meeste soorten niet, reden waarom ze maar weinig worden aangeboden in de handel. De meeste soorten worden daarnaast uiteindelijk te groot. Door de trage groei blijven jonge planten echter relatief lang klein. De planten vragen een goede voedingsbodem. ➛CO₂-bemesting levert mooiere bladeren op, al kan het zonder.
Vermeerderen verloopt via uitlopers vanuit het rizoom op een aantal manieren: zoals bij Cryptocoryne, met vrij lange scheuten, met korte scheuten vrijwel direkt aan het rizoom, of in clusters dicht op het rizoom, dit verschilt per soort. Zodra deze wortelen kunnen ze worden losgemaakt.
Fischer 1931
Komt voor in Zuid-India en op Sri Lanka, in bergachtig regenwoudgebied langs beekoevers.
Groeiwijze als vermeld bij het geslacht. Bladsteel wat langer dan het blad. Bladeren ovaal-rond, met een korte insnijding bij de bladsteel. Variabel van kleur; zowel grijsgroene als roodbruine planten komen voor, evenals een zilverkleurige tekening langs de nerven. Daarnaast is er nog de cultivar 'Red', met rodere bladeren.
Hoogte tot 25 cm, breedte tot 40 cm.
Verzorging en vermeerdering als vermeld bij het geslacht.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 8-18 fH: 14-32 ppm: 130-300