= het hele jaar gelijk.
Biesvaren
Klein geslacht van moerasplanten met 8 soorten uit de familie van de ➛Isoetaceae.
In dichte rozetten groeiende planten met een knolvormig of vertakt rizoom. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden zijn dit geen varens. Bladeren stengelvormig met meerdere luchtkanalen, met aan weerszijden soms een kiel, uitlopend in een spitse punt. Rozetten kunnen uit enkele honderden bladeren bestaan. Sporen vormende planten, deze ontwikkelen zich in de bladvoet. Soorten zijn vaak moeilijk te onderscheiden. Zowel permanent boven als onder water levende, als amfibische soorten.
De verspreiding is wereldwijd over de gematigde en subtropische gebieden.
De cultuur in het aquarium is vaak lastig, en zeker niet geschikt als beginnersplanten, vooral die uit gematigde streken. De planten kunnen met redelijk weinig licht toe, en veralgen makkelijk bij veel. Na het produceren van sporen sterven veel soorten af, wat vermeerderen uit zaad noodzakelijk maakt.
Ondanks dat de planten al jaren bekend zijn bij aquarianen zijn deze toch zelden in de handel te vinden.
Durieu 1861
Kleine biesvaren, stekelbiesvaren
Bewoner van koude en gematigde streken van het noordelijk halfrond, in ondiep water van vennen. In Nederland en België zeer zeldzaam.
Bladeren weinig stevigheid, soepel. Lichtgroen transparant.
Hoogte tot 25 cm, breedte tot 35 cm.
Ook in het koudwateraquarium een moeilijke plant, ongeschikt voor warmer water. Verlangt een bodem met leemtoevoeging (➛klei) en zacht water.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 10 tot 18° C
Linneaus 1753
Grote biesvaren
Inheems in Noord- en Midden-Europa, ook in zuidoostelijk Canada, in matig voedselrijke heidevennen, vaak dieper dan de kleine biesvaren. In Nederland en België zeer zeldzaam.
Bladeren breder en stijver dan de kleine biesvaren.
Hoogte tot 20 cm, breedte tot 35 cm.
Enigszins geschikter dan de kleine biesvaren voor koud water, echter breekbaar.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 10 tot 18° C
Braun 1846
Afkomstig van Sicilië en Sardinië.
Groeit als vermeld bij het geslacht met tot een paar honderd bladeren in een rozet, grasgroen.
Hoogte tot 30 cm, breedte tot 40 cm.
Eén van de gemakkelijker soorten die zich vrij eenvoudig aanpast aan de waterwaarden. Een gemiddelde belichting is al voldoende, maar de plant kan meer ook prima aan. Een toevoeging van klei strekt tot aanbeveling. Na de aanmaak van sporen sterft de plant.
Als de bladeren makkelijk loslaten zijn de sporen in de regel rijp. Deze kunnen op aarde worden opgekweekt of vrij drijvend in water. Zodra deze een cm groot zijn kunnen ze worden gepoot. Voor het behoud van de plant is deze vrij intensieve vorm van vermeerdering noodzakelijk.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 5-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500