= waterminnend.
Spinnende watertorren
Geslacht van kevers met ten minste 20 soorten uit de familie van de ➛Hydrophilidae.
Bovengemiddeld grote kevers met een ovaal, gestroomlijnd, van boven sterk gewelfd en aan de buikzijde vrijwel vlak lichaam, welke fijn is behaard en onder water altijd voorzien van een spiegelende luchtlaag, zoals beschreven bij de familie. De torren zijn van andere geslachten te onderscheiden door de stekel aan de buikzijde. De meeste soorten zijn matige zwemmers en diepzwart van kleur.
Volwassen dieren bijna alle volledig ➛herbivoor, de rupsachtige larven roofzuchtig. Indien een bron uitdroogt of voor andere redenen kunnen de dieren vliegen met de onder de dekschilden opgevouwen vleugels. De kevers ontlenen hun naam aan het door de vrouwen in een waterdichte kamer inspinnen van de eieren. Larven verpoppen aan de oever in een gegraven holletje in de grond.
In Nederland en België zijn vooral de volgende twee soorten bekend:
Eschscholtz 1822
Spinnende watertor
Verspreid over Europa, Afrika en Azië in subtropisch, gematigd en arctisch gebied.
Matzwart gekleurde kevers met twee groeven over de lengte van beide dekschilden. Larven met een beigewit, madeachtig lichaam, met een brede, platte en laaggeplaatste, oranjebruine kop, voorzien van twee indrukwekkende, gevorkte kaken.
Lengte tot 43 mm.
Larven van deze torren zijn geduchte rovers, de volwassen dieren echter herbivoren die zich uitsluitend met planten en plantenresten voeden. De kevers leven voornamelijk tussen planten en zwemmen nogal onbeholpen.
Linnaeus 1758
Grote spinnende watertor, pikzwarte watertor
Inheems in geheel Europa, in België minder algemeen dan in Nederland, waar de torren algemeen in stilstaand, dicht begroeid water voorkomen. De torren lopen in aantal achteruit en zijn beschermd.
Lichaam groenig tot bruinig zwart glanzend, met een kleine 10 groeven over de lengte van de dekschilden, de meeste aan de achterzijde. Twee paar antennen, waarvan het paar met de verdikte uiteinden voor ademhaling aan het wateroppervlak kunnen worden 'geplakt'. Achterste twee paar poten voor het zwemmen behaard. De larven zijn gelig bruin met een platte en brede, donker roodbruine kop met twee krachtige, niet gevorkte kaken. Oudere larven donkerder.
Lengte tot 5 cm.
Zwemmen wordt met alternerende slagen gedaan, waardoor de tor een slingerende gang krijgt. Het zijn geen beste zwemmers en klauteren voornamelijk tussen de waterplanten die ze eten. Volwassen dieren aldus herbivoor, de grote larven vraatzuchtige rovers, die ook kikkers en salamanders niet schuwen. Boven water maken kevers en larven piepende geluiden. De kaken zijn sterk genoeg om bijtwondjes te veroorzaken. De scherpe kiel aan de buikzijde van de kevers kan snijwonden opleveren.
Het vangen en houden van deze torren is verboden.