= afgeleid van Gasterosteus.
Stekelbaarsachtigen
Orde van vissen uit de infraklasse van de ➛Teleostei. Van het algemene beeld afwijkende vissen, zonder schubben, maar een geheel of deels met beenplaten bezette huid. De snuit is spits, met een kleine, bovenstandige bek. Ook in overige lichaamsbouw wijken de vissen af. Bevat zowel zoet- als zeewaterbewoners.
Belangwekkende families zijn de ➛Gasterosteidae en ➛Indostomidae.
= met een benige buik.
Klein geslacht van baarsachtigen met 6 soorten uit de familie van de ➛Gasterosteidae.
Langgerekte, spoelvormige vissen met een dunne staartwortel. Borstvinnen, rug- en aarsvin ver naar achteren geplaatst. Staartvin waaiervormig. De bek is eindstandig. Drie tot vier rugstekels en een paar buikstekels, waar andere vissen buikvinnen hebben. Deze stekels kunnen vergrendeld worden. Het lichaam is naakt of deels tot volledig met beenplaten bepantserd.
Verspreid over het gematigde en koudere deel van het noordelijk halfrond.
Te houden in niet te kleine aquaria, zeker indien meerdere paren samen worden gehouden. Dat laatste levert echter wel interessant onderling gedrag en vechtlust op. Te voeren met het gebruikelijke levend en diepvriesvoer, droogvoer wordt in de regel geweigerd.
Over het algemeen makkelijk te kweken dieren met een interessant broedgedrag, waarbij de man van plantendelen een nest bouwt waarin de eieren worden afgezet en bewaakt tot enkele dagen na uitkomen. Zet meerdere vrouwen op één man. Verwijder de vrouwen na de paring, de man nadat de jongen vrij zwemmen. De jongen kunnen met fijn levend voer worden grootgebracht.
Linneaus 1758
Driedoornige stekelbaars
Te vinden op heel het noordelijk halfrond. In Nederland algemeen. De vissen leven in langzaam stromend, redelijk dicht begroeid water.
Lichaamsvorm als vermeld bij het geslacht. Op de groenig zilveren grondkleur ligt een zwartgroene vlekkentekening. Deze kan verbleken afhankelijk van de stemming. In de paartijd kleurt de man met een opvallend helderrode keel en een groene rug. Buiten de paartijd is het onderscheid lastig, zeker bij jonge dieren. Vrouwen doorgaans steviger.
Lengte tot 8 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als beschreven bij het geslacht. Makkelijk te houden vissen, die weinig eisen stellen. Het overwinteren kan echter het beste bij een temperatuur die de 5° C niet te boven gaat. 's Zomers worden temperaturen boven de 20° goed verdragen. Een dichte beplanting heeft de voorkeur, afgewisseld met open plekken.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
tot 25° C
pH: 6-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
De aangegeven lengte is een maximum; de meeste stekelbaarzen komen tot 35 - 40 mm.
Organisme dat voor een ander organisme fungeert als transportmiddel, verblijfplaats of voedsel. Er is sprake van een ➛parasiet als de relatie schadelijk is voor de gastheer. Parasieten zijn doorgaans van laatste afhankelijk. Ook komt ➛symbiose voor, waarbij de relatie voor beide partijen gunstig is. Niet altijd is de relatie noodzakelijk en is sprake van wat ➛commensalisme wordt genoemd: voordeel voor de gast, geen last voor de gastheer.
Sommige organismen fungeren slechts tijdelijk als tussengastheer, bijvoorbeeld bij ➛zuigwormen, waar een ➛weekdier of worm nodig is voor een tussenstadium in de levenscyclus. De eindgastheer is waarin het organisme volwassenheid bereikt en zich geslachtelijk voortplant en eieren voortbrengt. Het stadium tussen twee gastheren heet een gastheerwisseling.