ChaetobranchopsisChaetobranchopsis australis

Chaetobranchópsis

= lijkt op Chaetobranchus.

Klein geslacht van cichliden met 2 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.

Zuid-Amerikaanse detrivoren met een vrij grote kop. Hoge vissen met een ovaal rond lichaam, zijdelings sterk samengedrukt. De bek is ver uitstulpbaar. Vinnen vrijwel kleurloos, rug- en aarsvin zwak gepunt. Staart afgerond kwastvormig. Opvallende, rode ogen. De beide soorten zijn vrijwel identiek, C. orbicularis wordt echter groter. Op de licht groenig grijze basis loopt ter hoogte van het oog een brede zwarte lengteband, met in het midden een zwarte vlek ter breedte en hoogte van de band. Daaronder, vanaf de borstvin tot de staart loopt een tweede band die in breedte naar de staart toe afneemt. Vanaf de rug tot de tweede band zijn 5 tot 6 vagere dwarsbanden zichtbaar. Ook op het voorhoofd zijn vergelijkbare vlekken te zien. Het verschil met het geslacht Chaetobranchus laat zich goed vaststellen aan de hand van de harde stralen in de anaalvin: in dit geslacht zijn dat er vijf, tegen drie bij Chaetobranchus. Geslachtsonderscheid onbekend.

Vreedzame dieren, die in de paartijd echter ➛territoriale agressie kunnen vertonen. Ook concurrentie om voedsel of een te klein aquarium kunnen agressief gedrag uitlokken. Geschikt voor andersoortig gezelschap, maar vermijd al te drukke soorten.

Hun ➛habitat bestaat uit moerasachtig helder tot troebel water met weinig stroming en een zandbodem. Voor een paar is een aquarium van 200 of meer liter nodig, dat met houtwortels en beplanting kan worden opgezet en voor schuilgelegenheid zorgt. Zorg voor fijn grind dat de dieren met hun eetgewoonte kunnen uitfilteren. Enige stroming is aan te raden.

Echte voedselspecialisten, die met hun uitstulpbare bek bodemafval opzuigen en met de fijne filters op hun kieuwbogen alle eetbaars er uit zeven. In het aquarium volstaat dit echter niet en is bijvoeren met fijn voer noodzakelijk, zoals kleine watervlooien of Artemia naupliën. Te groot voer wordt uitgespuugd: hier gaat de bekgrootte als maatgever voor voergrootte niet op. Dit kan met levend en diepvriesvoer van zowel ➛plantaardige als ➛dierlijke aard. Droogvoer wordt na enige tijd ook geaccepteerd.

Over de kweek is niets bekend bij beide soorten.

austrális

Eigenmann & Ward 1907

Te vinden in het zuiden van Brazilië, Bolivia en Paraguay, in de rivieren Paraná en Paraguay.

Lengte tot 12 cm.

Temperatuur: 24 tot 30° C

pH: 6-7   dH: 0-18   fH: 0-32   ppm: 0-300

Geen IUCN status.