CallicostellaCalliergonella cuspidata

Callicostélla

= met een stevige nerf.

Monotypisch geslacht van mossen uit de familie van de ➛Neckeraceae.

De enige geschikte soort voor het aquarium is de weinig aangeboden C. prabaktiana.

prabaktiána

Müller 1862

Inheems in een groot deel van tropisch Azië, waar het voornamelijk in schaduwrijk, vochtig gebied boven water groeit op steen, hout en rivieroevers.

Callicostella prabaktiana
Callicostella prabaktiana

Uiterlijk vertoont het veel gelijkenis met ➛Vesicularia en ➛Taxiphyllum soorten, met dunne, lange strengen met verspreid staande, kleine, bladvormige ➛thalli, doorschijnend groen met lichtgroene groeitoppen. Vertakt veel, maar onregelmatig, met een wat rommelig uiterlijk. De strengen zijn ook wat grilliger dan van de eerder genoemde geslachten, en buigen enigszins neerwaarts, waardoor het wat van een treurwilg krijgt.

Hoogte tot 10 cm, breedte tot 3 mm.

De neerwaartse groei zorgt voor een kruipend effect, wat mede een goede hechting tot gevolg heeft. Zet de strengen bij aanvang daartoe vast met een elastiek of speld op steen of hout. Binnen twee weken zijn de planten aan de ondergrond vastgegroeid en kan de fixatie worden verwijderd. Onder water een weinig eisende, langzame groeier die daardoor ook weinig verzorging vraagt. Let wel op veralging en vervuiling. Reageert goed op ➛plantenvoeding en ➛CO₂.

Vermeerderen gaat als bij vrijwel alle mossen eenvoudig: losse stukjes groeien weer tot volledige planten uit.

Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.

Temperatuur: 20 tot 26° C

pH: 5-8   dH: 0-18   fH: 0-32   ppm: 0-300

De soort is nog zeer onbekend.

Calliergonélla

= kleine Calliergon.

Klein geslacht van mossen met 7 soorten uit de familie van de ➛Pylaisiaceae.

Eén soort is redelijk houdbaar in het aquarium, ook verwarmd.

cuspidáta

Loeske 1911

Puntmos

Calliergonella cuspidata
Puntmos.
Een ➛kosmopolitische voorkomende soort in gematigd gebied; in België en Nederland algemeen. Voornamelijk op natte, betrekkelijk voedselarme grond, soms ondergedoken.

Boven water kussens vormend mos dat met dennentakachtige vertakkingen groeit. Onder water is de groei rechtop naar het ➛licht, met weinig vertakkingen en verder uit elkaar staande blaadjes, waardoor een breekbaar ogend geheel ontstaat. Lichtgroen.

Hoogte tot 10 cm, breedte tot 2 mm.

Een weinig eisende mossoort, die met redelijk tot veel licht een niet zeer snelle groeier vormt. Lijkt sterk op ➛Drepanocladus aduncus, maar is sterker en lichter gekleurd. Dit mos hecht niet met ➛rizoïden en permanent vastzetten is nodig. Plantenvoeding en ➛CO₂ stimuleren de groei zeer.

Vermeerdert als andere mossoorten; ieder takje groeit weer tot een volledige plant uit.

Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.

Temperatuur: 10 tot 25° C

pH: 5-8   dH: 4-30   fH: 7-53   ppm: 70-500