= kleine Charax.
Geslacht van karperzalmen met meer dan 10 soorten uit de familie van de ➛Characidae.
Kleine, slanke en langgerekte Zuid-Amerikaanse scholenvissen, alle uit het ➛Amazonegebied. Het spoelvormige lichaam heeft een spitse kop met een kleine, wat bovenstandige bek en een dunne staartwortel. Als vele karperzalmen is de rugvin veel korter dan de lange aarsvin, waarvan de voorste stralen verlengd zijn, soms sterk. De staart is gevorkt en ook de vetvin ontbreekt niet. Doorgaans onopvallend gekleurd lichaam, maar met wit en zwart of fel rood gekleurde vinnen, soms alleen aan de basis.
Wat minder bekende, uiterlijk soms lastig uit elkaar te houden karperzalmen, om in een school van minimaal acht dieren te houden met voldoende open zwemruimte. Levendige en sterke dieren, niet geschikt voor schuwe of langvinnige medebewoners. Bewoners van de middelste en bovenste waterlagen.
Als voedsel komt allerlei niet te groot dierlijk materiaal in aanmerking, zowel levend, diepgevroren als in droogvoervorm, met name fruitvliegen en ander oppervlaktevoer. Een sprong om de te vangen komt geregeld voor, dek het aquarium daarom goed af.
Kweken is in de regel niet moeilijk en verloopt als andere karperzalmen in de familie. Gebruik fijnbladig groen of een ➛kweekmop, daarin worden de meerdere honderden kleine eieren afgezet. Vrijleggers zonder broedzorg, die de eigen eieren zonder meer opeten, reden om de ouders snel na afzetten uit de kweekbak te verwijderen.
In oude literatuur te vinden onder het synoniem Phoxinopsis.
Eigenmann & Kennedy 1903
Roodvinzalm
Afkomstig uit het stroomgebied van de rio Paraná in Argentinië, ook nabij in Brazilië.
Lichaam zilverachtig, bij invallend licht soms met een weerschijn van tinten. Op de borstvinnen na zijn alle vinnen rood, maar niet tot de uiterste rand. Ook exemplaren met kleurloze rug- en buikvinnen komen voor. De vinnen aan de buikzijde kunnen wit gepunte voorste vinstralen hebben. D9-10, A20-21. Vrouwen steviger van vorm, mannen feller van kleur.
Lengte tot 45 mm.
Energieke en zeer verdraagzame scholenvis die vele temperaturen verdraagt, maar zich rond de 24° toch het beste voelt. Wat gevoelig voor mindere kwaliteit water.
Eenvoudige kweek. Eieren worden in de ochtend afgezet en komen na ongeveer anderhalve dag uit, waarna de jongen nabij het oppervlak hangen. Snelle groeiers die na maanden al geslachtsrijp kunnen zijn.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 18 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
Geen IUCN status.
Steindachner 1882
Inheems in het zuiden van Brazilië, Bolivia en Paraguay, meestal onder overhangende oeverbegroeiing.
Bruinig zilverkleurige vissen met transparante vinnen, alleen op de aarsvin bevindt zich een diepzwarte vlek vooraan de basis, evenals op de staartwortel. Bij die laatste is boven en onder een kleine witte vlek, bij de aarsvin aan de onderkant. Vrouwen steviger, aarsvintekening bij mannen sterker.
Lengte tot 35 mm.
Sterke en levendige vissen, die onderling soms onverdraagzaam kunnen zijn. Ook naar andere vissen komt dit voor, wat vermoedelijk wijst op een te hoge temperatuur. Onder al te fel licht kleuren de vissen minder intens. Bekend om het lastig vallen van langvinnige soorten.
Lastiger te kweken vissen, zacht en zuur water is vereist. Afzetten van de vele honderden eieren gebeurt in de ochtend. Deze komen na ongeveer 24 uur uit. Jongen kunnen met infusoriën formaat ➛jongbroedvoer worden gevoerd.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 5-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Geen IUCN status.