= dubbelleven.
Amfibieën
Klasse van ➛gewervelde, ➛koudbloedige dieren die zowel op het land als in het water kunnen leven.
Daartoe kunnen ze via de dunne, gladde huid ademen, al zijn er soms longen aanwezig, zoals bij salamanders (➛Caudata). Kikkers (➛Anura) zijn geheel op huidademhaling aangewezen. Onder de amfibieën zijn groepen die zich hoofdzakelijk, tijdelijk of af en toe in water ophouden. Rond de ➛paartijd in het voorjaar wordt echter vrijwel altijd het water opgezocht, omdat de larven hun ontwikkeling daarin doorlopen. Veel amfibielarven doorlopen een ➛metamorfose, waarbij kort voor volwassen worden zich poten aan het tot dan toe pootloze lichaam ontwikkelen. De niet in Europa voorkomende wormsalamanders ontwikkelen in het geheel geen poten en vertonen in vorm, kleur en levensstijl grote overeenkomsten met echte ➛wormen.
Amfibieën hebben veel vijanden, zoals vogels, vissen, zoogdieren en andere amfibieën. Ter verweer beschikken sommige soorten over ➛gif en zijn ter waarschuwing vaak fel gekleurd.
Van de eerste twee groepen komen in Nederland en België meerdere soorten voor, die echter merendeels zijn beschermd en daarom niet in aquaria mogen worden gehouden.
= met poten aan beide zijden.
Vlokreeften
Orde van kreeftachtigen uit de klasse van de ➛Malacostraca.
Zijdelings afgeplatte geleedpotigen zonder ➛carapax. Voor het overige zijn alle kenmerken van kreeftachtigen aanwezig: kopborststuk, abdomen en telson, samen onderverdeeld in 14 segmenten. Elk segment heeft een paar ledematen voor eten, lopen en zwemmen.
Alle soorten zijn goede zwemmers en leven voornamelijk nabij de bodem, tussen algen, bladafval of onder stenen, zoals de strandvlo, die ook tot de vlokreeften behoort. Andere graven zich in in zandbodems, leven in grotten of als ➛commensaal in kwallen.
Twee soorten uit het geslacht ➛Gammarus komen in België en Nederland in zoet water voor.
= afgeleid van Ampullarius.
Appelslakken
Familie van grote, amfibische levende slakken uit de klasse van de ➛Gastropoda.
Deze slakken beschikken over zowel long- als kieuwademhaling, waartoe in de mantel beide door een membraan worden gescheiden. Het huis is meestal conisch gewonden met een grote laatste winding, al kan het ook vlakker als bij posthoornslakken uit de familie ➛Planorbidae. Een structuur ontbreekt. De dieren beschikken alle over een hoornig operculum. Het lichaam is voorzien van een grote voet met een grote, smalle slurf en lange tentakels. Voor de longademhaling beschikken de slakken over een vrij ver uitstulpbare adembuis of sifon. Het lichaam is zeer variabel van kleur, welke ook door selectieve kweek kunnen zijn versterkt.
Appelslakken zijn van gescheiden geslacht, het onderscheid is echter moeilijk te zien. Draai hiertoe de slak met de mondopening omhoog. Zodra de slak zich wil omdraaien, is in de holte bij de mannen de penisschacht duidelijk te zijn, welke bij vrouwen ontbreekt.
Geregeld geziene geslachten in de aquariumwereld zijn Asolene, Lanistes, Marisa, Pila en ➛Pomacea.