TatiaTaxiphyllum alternans

Tátia

= naar de Britse ichthyoloog C. Tate Regan.

Geslacht van meervallen met ten minste 15 soorten uit de familie van de ➛Auchenipteridae.

Langwerpige, ronde meervallen met een stompe, verticaal afgeplatte kop uit Zuid-Amerika. De lengte wordt benadrukt door de ver naar voren geplaatste rugvin, die van een stevige voorste vinstraal is voorzien. Ogen kort achter de eindstandige bek. Staart gevorkt. Alle vinnen zijn afgerond. kort voor de staart bevindt zich een kleine vetvin.

Vreedzame dieren, die al te kleine vissen mogelijk als voedsel zien. Gezelschap is echter goed mogelijk. Gevoelig voor matige waterkwaliteit, een geregelde ➛waterwissel is noodzakelijk. Helder en zuurstofrijk water is belangrijk, liefst met de nodige ➛stroming. De nachtelijk levende dieren verlangen naar schuilgelegenheid waarin met hout en stenen kan worden voorzien, ook planten kunnen daar aan bijdragen.

Deze vissen zijn insecteneters, wat in levende of diepvriesvorm kan worden gegeven. Verder niet bijzonder kieskeurig.

galáxias

Mees 1974

Inheems in de Orinoco in Venezuela.

Vorm als beschreven bij het geslacht. Grondkleur wit, waarover een grijzig roodbruine tekening ligt met een regelmatig patroon van openingen, waardoor de witte huid zichtbaar is. De tekening loopt door tot op de staart. Vermoedelijk verwijst de naam naar dit 'sterren'patroon. De lengte van de vlekken kan variëren. Rug- en borstvinnen met een donkere voorste stekel.

Lengte tot 9 cm.

Verzorging en gedrag als omschreven bij het geslacht.

Over de kweek zijn geen gegevens.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 6-7   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

Kopen: ok.

musáica

Royero 1992

Afkomstig uit het stroomgebied van de Orinoco nabij de grens tussen Colombia en Venezuela.

Lichaamsvorm als vermeld bij het geslacht. Grondkleur helder wit, naar de buik iets rozig, bij volwassen dieren meer geelwit. Rug diepzwart, met onregelmatige uitlopers in een min of meer vast patroon naar onderen, tot driekwart van de flank. Wordt om de tekeningen wel 'orca' genoemd, en droeg dat enige tijd als wetenschappelijke naam. Het zwart wordt vaal met het ouder worden. Geslachtsonderscheid onbekend.

Tatia musaica
Tatia musaica

Lengte tot 7 cm.

Verzorging en gedrag als beschreven bij het geslacht.

Nog niet nagekweekt.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 24 tot 30° C

pH: 5-7   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

Kopen: ok.

Taxiphýllum

= met blad als van Taxus.

Geslacht van mossen met ten minste 40 soorten uit de familie van de ➛Hypnaceae.

Mossen waarvan enkele zich lenen voor permanente onderwatercultuur. Zeer geschikt voor het doen begroeien van voorwerpen die aan het oog moeten worden onttrokken. Ook geschikt als afzetsubstraat bij de kweek van vissen. Zie de familie voor meer details.

álternans

Iwatsuki 1963

Taiwan mos

Inheems in zuidelijk Azië, maar wordt ook aangetroffen in het zuiden van de Verenigde Staten. De herkomst is hoe dan ook onduidelijk, zelfs of het uit Taiwan komt.

Uiterlijk als vermeld bij de familie. Eén van de kleinere soorten, met kleine, nadrukkelijk driehoekige, geveerde takjes die enigszins neerhangen met regelmatig om en om staande zijtakjes.

Taxiphyllum alternans
Taxiphyllum alternans

Hoogte tot 40 mm, breedte tot 2 mm.

Verzorging en vermeerdering als vermeld bij de familie.

Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.

Temperatuur: 20 tot 30° C

pH: 6-8   dH: 4-30   fH: 7-53   ppm: 70-500