ShinnersiaSiamese algeneter

Shinnérsia

= naar Amerikaans botanicus Shinners.

Monotypisch geslacht van moerasplanten uit de familie van de ➛Asteraceae.

De enige soort is de vaak verkrijgbare S. rivularis.

rivuláris

King & Robinson 1970

Mexicaans eikenblad

Inheems in noordelijk Mexico en Texas, V.S., in langzaam stromende beken.

Shinnersia rivularis
Mexicaans eikenblad. © ➛B. Laurens

Plant met opgaande, stevige stelen, waaraan zittend en kruisgewijs onregelmatig gelobde, soms getande bladeren met een variabele vorm. Kleur groen tot geelgroen, maar met veel licht bruin. Bloeit wit met tot 100 zeer kleine buisbloempjes in een bolletje van een centimeter. Ook een 'Weiß-Grün' variant met witte tot licht roodachtige nerven wordt aangeboden. Mogelijk gaat het hierbij om een virusinfectie. Minder voeding doet de nerven witter kleuren.

Hoogte tot 1 m, breedte tot 15 cm.

Een zeer snelle groeier die veel onderhoud vraagt. Groeit ook bij weinig licht nog, maar gedijt beter met veel, bladeren worden groter en meer gelobd. Stelt aan de waterwaarden weinig eisen, kenmerken van wat onkruid wordt genoemd.

De plant vertakt veel, deze kunnen ter vermeerdering worden afgenomen en gepoot.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 18 tot 30° C

pH: 5-8   dH: 4-30   fH: 7-53   ppm: 70-500

Siálidae

= afgeleid van Sialis.

Slijkvliegen, elzenvliegen

Monotypische familie van donkerbruine insecten uit de klasse van de ➛Insecta, orde Megaloptera of grootvleugeligen.

Sialidae
Sialis lutaria, de gewone slijkvlieg.

Het enige geslacht is Sialis met ruim 50 soorten, waarvan er 10 in Europa voorkomen en daarvan 3 in Nederland en België. De vliegen worden ruim 2 cm lang en dragen donkerbruin doorzichtige, duidelijk geaderde vleugels, die in rust dakvormig achterwaarts liggen. Het lichaam zelf is donkerbruin, de kop breed afgeplat en rond, met 2 lange, dunne antennen. de larven zijn crèmekleurig en langwerpig, met ingesnoerde ringen. Zeven daarvan dragen aan beide zijden ➛tracheeën in de vorm van taps toelopende, dunne buisjes.

De larven leven van de jacht op andere larven, wormen en andere kleine bodemdieren. De volwassen dieren eten niet en leven maar enkele dagen, en zijn vooral in mei en juni in de buurt van water aan te treffen. ➛Voortplanting is hun enige taak. Eieren worden op planten boven water afgezet in pakketten van enkele honderden stuks. De larven verpoppen zich in een gegraven holletje in de grond.

De larven vormen als voedsel voor grotere vissen geen probleem, maar zijn vanwege hun roofzuchtige aard een risico voor garnalen en jonge, nog weinig mobiele vissen.

Siamese algeneter

Gyrinocheilus aymonieri

Crossocheilus oblongus