= vermoedelijk naar de Indiase naam ottel.
Duikerbloem
Geslacht van waterplanten met ruim 15 soorten uit de familie van de ➛Hydrocharitaceae.
Grote planten met een verspreiding over met name Afrika, maar ook Azië, Australië en Zuid-Amerika. De planten hebben een korte steel, waaromheen de bladeren in een rozet staan. De vroege bladeren zijn vaak zittend en anders van vorm dan de latere gesteelde. Ook komen bij meerdere soorten drijfbladeren voor. Nerven parallel of waaiervormig. De bladeren zijn dun en kwetsbaar en daardoor gevoelig voor slakkenvraat. Niet geschikt voor kleine aquaria, vooral hoogte is nodig.
Persoon 1805
Oorspronkelijk uit zuidelijk Azië en Noord-Australië, maar door introduktie elders ook ingeburgerd en vaak als invasieve exoot aangemerkt. Groeit in langzaam stromend water, soms zeer ondiep.
Een grote plant met breed lancetvormige, heldergroene bladeren die ruim 20 cm breed kunnen worden en over het midden tot een puntzak zijn gevouwen. De lengte van de stelen wordt bepaald door de waterdiepte. De nerven lopen parallel, met daartussen onregelmatig geplaatste kuiltjes. De witte bloemen zijn ➛cleistogaam. Zie verder de geslachtsbeschrijving.
Hoogte tot 75 cm, breedte tot 50 cm.
Een typische solitaire waterplant, met een grote behoefte aan licht. De bladeren zijn kwetsbaar en dun, wat de plant minder populair maakt. Wel een makkelijke, snelle groeier.
De zaden in de cleistogame bloemen zijn zeer kiemkrachtig en kunnen in een minikasje worden opgekweekt. De jonge planten maken eerst lintvormige bladeren aan.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 18 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300 KH: 2-18